Tot op de bodem van evolutionaire uitlegkunde

by | sep 8, 2017 | Biologie, Onderwijs

Evolutionisten claimen sterk, doorslaggevend en zelfs overweldigend wetenschappelijk bewijs te hebben ten gunste van de grote evolutie (d.w.z. de theorie dat alle leven uit een gemeenschappelijke voorouder is voortgekomen door langzame veranderingen als gevolg van toevallige mutaties en natuurlijke selectie). Maar zoals ik in The Scientific Approach to Evolution uiteenzet, heeft wat gewoonlijk als bewijs voor macro-evolutie wordt geciteerd maar heel weinig onderbouwing. Als het bewijs zo krachtig zou zijn als de evolutionisten claimen, zou er geen debat en noodzaak voor evolutionisten zijn om hun toevlucht te nemen tot te veel benadrukken of hyperbolen om hun beweringen kracht bij te zetten.

Omdat macro-evolutie slechts door heel weinig betrouwbaar bewijs wordt gesteund, zijn wetenschappers gewend geraakt aan fantastische evolutionaire verklaringen voor de biologische waarnemingen. Zo lang de verklaring evolutie ondersteunt, zal het brede steun ontvangen. Een sterk en humoristisch voorbeeld hiervan werd door het blad PLOS ONE in november 2016 gepubliceerd: “Getting to the Bottom of Face Processing. Species-Specific Inversion Effects for Faces and Behinds in Humans and Chimpansees. (Tot op de bodem van gezichtsherkenning. Soort-specifieke omkering bij de herkenning van gezichten en achtersten bij mensen en chimpansees) (Pan Troglodytes)” door Mariska E. Kret en Masaki Tomonaga.

De auteurs verwijzen naar het bekende gegeven dat mensen gezichten herkennen door het gezicht in zijn geheel op te nemen (of op grond van de onderlinge verhoudingen van kenmerken, de zogenaamde “configurale” waarneming), en niet zozeer door het afzonderlijk waarnemen van de persoonlijke gezichtskenmerken. Dit wordt gedemonstreerd door verminderde gezichtsherkenning als de gezichten worden omgekeerd, terwijl andere lichaamsdelen even goed worden herkend, omgekeerd of niet. Zij merkten ook op dat chimpansees in tegenstelling tot mensen elkaar herkennen aan hoe hun achterste eruit ziet (d.w.z. anogenitale lichaamsdelen) en minder aan hoe hun gezicht eruit ziet. Zij veronderstelden dat chimpansees achtersten en niet gezichten configuraal zouden herkennen, terwijl mensen gezichten en geen achtersten configuraal herkennen. De gegevens die ze hebben verzameld ondersteunden hun hypothese.

Nu ben ik niet bezorgd over de waarde van de gegevens die zij verzamelden. Ik heb moeite met hun vervolgens gegeven evolutionaire interpretatie, waarbij de onderzoekers zich op de één of andere manier gedwongen voelden hun bevindingen in een evolutionair raamwerk uit te leggen. In hun samenvatting schrijven ze:

De bevindingen suggereren een evolutionaire verschuiving in socio-seksuele signaalfunctie van achtersten naar gezichten, twee onbehaarde, symmetrische en aantrekkelijke lichaamsdelen, die het menselijk brein zou kunnen hebben aangepast om gezichten te herkennen en waardoor het menselijke gezicht meer als een achterste ging worden.

En elders in de studie verklaren zij:

De bevindingen van onze studie suggereren dat bij de evolutie van de mens het gezicht belangrijke eigenschappen heeft overgenomen, die gedeeld werden met het achterste van primaten en die grotendeels de socio-seksuele signaalfunctie ervan verving en daarmee onze soort op gezichten gericht maakte.

Zonder ondersteunende gegevens, daartoe aangezet omdat de auteurs zich gedwongen voelden de evolutie van aapachtige naar mens te steunen, speculeren zij erop dat gezichtsherkenning bij mensen zich moet hebben ontwikkeld vanuit de herkenning van achtersten zoals bij chimps. Maar hoe zou dit langzaam met achtereenvolgende stapjes over miljoenen jaren hebben kunnen plaatsvinden? Gelukkig hebben de evolutionisten het antwoord – de overgang kon alleen plaats vinden als het uiterlijk van het menselijke gezicht steeds meer ging lijken op het achterste van een chimpansee.

Het is nogal subjectief (en behoorlijk beledigend) te suggereren dat het menselijk gezicht lijkt op het achterste van een chimpansee. Om te claimen dat dit plaats vond door middel van een evolutionair proces (langzame opbouw van toevallige mutaties, geprefereerd door natuurlijke selectie) is echt niet te geloven. Ik wil daar graag tegenover stellen dat maar heel weinig jongedames voor afspraakjes worden uitgekozen, omdat hun gezicht het meest op het achterste van een chimpansee lijkt. Persoonlijk heb ik altijd geprobeerd om contact met ‘buttheads’ (blote billen gezichten) te vermijden, dus waarom zou je er van uitgaan dat ze favoriet waren bij mensen, ja zelfs zo dat bij voorkeur met hen voor nageslacht werd gezorgd? Als de suggestie van de schrijvers waarde heeft, moet je je wel afvragen of er een periode in ons verre verleden was, waarin het moeilijk te zeggen was of iemand naar je toe kwam of juist weg ging? Als er oorlog uitbrak, zouden sommigen denken dat het leger van de tegenstander aanviel, terwijl anderen ervan uitgingen dat zij zich terugtrokken?

Theodosius Dobzhansky zei de beroemde woorden: “Niets in de biologie kun je begrijpen behalve in het licht van de evolutie.” De publicatie van dit soort fantastische evolutionaire verhaaltjes in wetenschappelijke bladen doet me betwijfelen of evolutie ook maar ergens enig licht op kan laten schijnen, zeker als het gaat om gebieden waar de zon niet schijnt.

Dit artikel is met toestemming vertaald en overgenomen van de website Scientific Evolution. Het originele artikel is hier te vinden.

Abonneer je op onze maandelijkse nieuwsbrief!