Aan de universiteit werd ons verteld dat varens en paardenstaarten ‘primitieve planten’ zijn, omdat ze zich voortplanten en verspreiden via sporen en niet via zaden. Als we naar de levenscyclus van varens kijken, dan zien we dat die verre van primitief zijn, maar vernuftig in elkaar zitten waarbij een maximaal verspreidingsgebied gegarandeerd is – veel varens komen voor op heel het halfrond (bvb. zowel Eurasië en N-Amerika), of zijn zelfs kosmopoliet!
De varen (en ook paardenstaart) kent twee fasen: de sporofyt en de gametofyt. De sporofyt is de plant die wij zien. Deze produceert miniscule sporen in de sporangia op de sori (de bruine hoopjes onderaan het vruchtbare blad) die door de wind over zeer grote afstanden kunnen verspreid worden en bij sommige soorten zo terecht kunnen komen in spleten in muren of rotsen (muurvaren, steenbreekvaren, tongvaren…) in bossen, enz… Als de spore in gunstige omstandigheden kiemt, ontstaat er de gametofyt. Dit is een klein plantje waar archegonia met eicellen en antheridia met zaadcellen op voorkomen. De zaadcellen migreren naar een archegonium met een eicel, waarna bevruchting plaatsvindt. Dan krijg je de zygote en begint de sporofyt te groeien.
Zeer vernuftig ontwerp, waar goed over nagedacht werd, me dunkt!
Ik vind varens trouwens heel mooie planten!