Verdronk de farao met zijn leger tijdens de Exodus van Israël uit Egypte?

by | sep 20, 2016 | Bijbel, Geschiedenis, Theologie

Volgens de inleiding van de Kanttekeningen van de Statenvertaling op Exodus wordt gesteld dat de Farao met zijn leger verdronk (“in dewelke Farao, als hij hen najaagde, met zijn ganse heir verdronken is”) en ook in het gebed van het klassieke Doopformulier (“Heel het leger van de onverzettelijke farao van Egypte hebt u doen omkomen in de Rietzee, maar uw volk Israël hebt u in uw barmhartigheid dwars door diezelfde zee, over droog land laten gaan”) en verschillende commentaren gaan hier vanuit. De vraag is echter of dit uit de Bijbel valt op te maken.

The_Crossing_fo_The_Red_Sea.wikipedia

Hieronder alle verwijsteksten in de Bijbel die hierover gaan:
In de passage Exodus 14: 23-30 “De Egyptenaren achtervolgden hen en kwamen hen achterna, met al de paarden van de farao, zijn strijdwagens en zijn ruiters, tot in het midden van de zee. … Zo stortte de HEERE de Egyptenaren midden in de zee. Want toen het water terugvloeide, bedolf het de strijdwagens en de ruiters van het hele leger van de farao, die hen in de zee achterna gekomen waren. Niet een van hen bleef er over” lezen we dat het leger van farao, inclusief zijn paarden en strijdwagens, verdronken in het water. We kunnen hieruit niet concluderen dat farao zelf, of zelfs zijn hele leger verdronk, eerder dat de snelste eenheden van farao’s cavalerie de Israëlieten achtervolgden en verdronken.

Dit wordt bevestigd in het “Lied van Mozes” dat direct na deze geschiedenis in het volgende hoofdstuk voorkomt, “Het paard en zijn ruiter heeft Hij in de zee geworpen” (Ex. 15:1) en “De wagens van de farao en zijn leger heeft Hij in de zee geworpen. De besten van zijn officieren zijn verdronken in de Schelfzee” (Ex. 15:4), waar we lezen dat naast de strijdwagens, het keur van zijn officieren verdronken en lijkt te wijzen dat niet al zijn officieren verdronken.

De verwijzingen in Psalm 78:53 “want de zee had hun vijanden bedolven” en Psalm 106:11 “Water bedolf hun tegenstanders, niet één van hen bleef over” slaan op hen die de Israëlieten najoegen en hoeft niet te slaan op de farao en degenen die op de oever bleven staan. Vergelijk ook Deut. 11:4 “en wat Hij gedaan heeft met het leger van de Egyptenaren, met hun paarden en strijdwagens: dat Hij het water van de Schelfzee over hen heen liet stromen, toen zij u achtervolgden; de HEERE heeft hen omgebracht, tot op deze dag” waar weer de nadruk ligt op het leger en de strijdwagens en niet op de farao zelf. Terwijl uit de passage in Psalm 136:15 “de farao met zijn leger in de Schelfzee stortte” lijkt alsof de farao inderdaad met zijn leger verdronk. Echter in het Hebreeuws betekent נער niet “verdrinken” maar “uitschudden, storten, van zich af schudden, omverwerpen” en men kan op zijn hoogst constateren dat de macht van farao omver was geworpen.

De enige Nieuwtestamentische tekst in Hebr. 11:26 “toen de Egyptenaren dat probeerden te doen, zijn ze verdronken” geeft ook geen extra aanwijzingen dan die we al eerder hadden gezien.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website Bijbelaantekeningen. Het originele artikel is hier te vinden.

Abonneer je op onze maandelijkse nieuwsbrief!