Lang, lang geleden was er niets. Niets. Nee, geen aarde, geen zee, geen ster en geen zon. Toch was daar ergens een goddelijk wezen. Niet aards en aan het stof gekluisterd zoals wij lage stoffelijke stervelingen maar hoogst zuiver en geestelijk. Hij was niet alleen. Steeds was hij omringd door talloze eonen, geestelijke wezens die aan hem niet gelijk waren maar als ondergoden een zuiver en geestelijk gelukkig leven leidden. Op een onzalig ogenblik bracht Sophia, een van die eonen, waarvan de wijzen voorzichtig fluisteren dat ze de vrouw van god was, uit zichzelf (zonder instemming van de hoogere Geest) een seksuele gedachte voort. Dat had dramatische gevolgen. Er was een wezen verwekt. Geen zuiver en geestelijk wezen zoals de wezens waar de geestelijke werkelijkheid mee vervuld was, maar een wanstaltig onvolmaakt iets.. Ontzetting beving Sophia. Wat had ze gedaan! Met walging slingerde ze dit wezen (door haar Jaldabaoth genoemd) de geestelijke wereld uit opdat niemand van de onsterfelijke eonen het ooit te zien zou krijgen. Jaldabaoth had een vurig en boosaardig karakter. Met al wat het in zich had bracht hij het lage, materiele en stoffelijk voort als emanatie van zichzelf. Jaldabaoth is de grote wereldheerser. Jaldabaoth krijgt in zichzelf een kwade gedachte: ‘ik ga een stoffelijke wereld scheppen’. Hij wordt hiermee de scheppergod van alle kosmische levende wezens, de kwade Demiurg. De Demiurg en de aardse levende wezens zijn niet zuiver geestelijk, maar hun zieleleven is slechts psychisch van aard. Toch had Jaldabaoth een stukje geest van Sophia in zich. Die geest, ook wel de Pneuma genoemd, gaf hij weg aan een wezen dat hij zelf gemaakt had: de mens. Alleen de mens, die de geest van Sophia krijgt heeft daardoor besef van de hoge werkelijkheid. Helaas is deze mens gevangen in de lagere natuur. De mens kan opgewekt worden uit de bestaande doodse lagere natuur door een wezen van menselijke statuur die tegelijk een geestelijk wezen is, die als bemiddelaar van de gnosis optreedt, en wetenschap verschaft over de herkomst van de mens, de val uit de geestelijke wereld, en de weg terug van bevrijding uit deze stoffelijke wereld.

“Uitgeverij Damon heeft een goed werk gedaan door aandacht te vestigen op deze stromingen.”
Deze mythe van de gnostiek (ook wel de mythe van Sophia) genoemd bekijkt het scheppingsverhaal vanuit een ander perspectief dan de Bijbel dat doet. Volgens gnostici heeft de hoogste God de wereld niet voortgebracht maar heeft een minderwaardige bastaard geboren uit een fout in de geestelijke wereld dat gedaan. Bij uitgeverij Damon verscheen dit jaar een boek van de werkgroep Gnostiek met als titel Waar haalden de gnostici hun wijsheid vandaan? Het is heel lastig om een definitie of omschrijving te geven van de Gnostiek, maar in het boek wordt een poging gewaagd. De Gnostiek is de naam van een beweging die vanaf de eerste eeuwen van onze jaartelling haar sporen heeft nagelaten in het christendom en sindsdien langs velerlei wegen invloed is blijven uitoefenen en mensen is blijven boeien. De gnostiek wordt gezien als verzamelnaam van een brede waaier aan religieuze gedachten en stromingen binnen het vroege christendom. Veelal hadden de gnostici een negatieve visie op de aardse zichtbare wereld en hadden ze hun hoop gevestigd op een andere geestelijke werkelijkheid waar hun Ik of Zelf naar terug wilde keren. Ze dachten, tegengesteld aan de boodschap van Genesis, dat de wereld niet geschapen was door God maar door een arrogante en tirannieke wereldschepper (of Kwade Demiurg).
Uit het boek blijkt dat er veel onduidelijkheid is over de oorsprong van de Gnostiek. Sommigen menen dat het een oosterse, dualistische, religieuze beweging is met Joodse, Iranese of Egyptische wortels. Anderen denken aan een vorm van intellectuele speculatie in het kader van de hellenisering van oudere religieuze tradities, daarmee zou de gnostiek dus Grieks van oorsprong zijn? Zijn wellicht beide opties tegelijk mogelijk? De kerkvaders voerden de gnostiek terug op Simon de Tovenaar die in het Bijbelboek Handelingen wordt genoemd. Zij noemden Simon de ‘vader aller ketters’. Dr. G.C. Schaeffer heeft hierover een interessant hoofdstuk geschreven en hij komt tot de conclusie: ‘Simonianen waren de eerste ‘gnostici’ in eigenlijke zin’. Het boek boort nog tal van andere onderwerpen aan, geeft aan welke mening de gnostici en haar bestrijders daarover hadden en beschrijft de hedendaagse gnostische invloeden op het christendom. ‘Waar haalden gnostici hun wijsheid vandaan?’ kent drie hoofddelen waarbij het eerste deel ingaat op de oorsprong van de gnosis, het tweede deel op haar aanhangers en tegenstanders en het derde deel inzoomt op een interessante ontdekking in Egypte: Nag Hammadi. De Nag Hammadi zijn een verzameling in Egypte teruggevonden gnostische teksten die pretenderen een ‘geheime’, ‘verborgen’ kennis over te dragen. In de eerste eeuwen van het christendom was de Kerk nog in ontwikkeling, gemeenschappelijke concilies vonden pas plaats in de 4e eeuw. Hoewel er dus geen officiële bestrijding van ketters was middels concilies, was toch ook voor de christenen in de vroegste Kerk al snel duidelijk dat het bij het gnosticisme ging om een ketterij die verworpen, ja zelfs bestreden, moest worden. En werd deze ketterij ook bestreden, twee beroemde bestrijders van het gnosticisme waren Origenes en Augustinus. Hun argumenten tegen de gnostiek vullen drie lezenswaardige hoofdstukken in het boek. Voor wie wat wil weten over de mythen en het geloof van de gnostici is dit boek aan te bevelen. Uitgeverij Damon heeft een goed werk gedaan door aandacht te vestigen op deze stromingen.
Niets nieuws onder de zon
Als je het boek leest, blijkt dat gnostische gedachten nu nog niet verdwenen zijn uit de kerk; discussies die in die tijd gevoerd werden worden ook nu nog zeer levendig gevoerd. Dr. H.J. van Rietschoten en W.G. van Rietschoten komen dan ook tot de conclusie: “Het is boeiend te zien dat vele eeuwen geleden, in de vroeg-christelijke periode al een diepgaande, levendige discussie gaande was, met een grote verscheidenheid in opvattingen, tussen de krachtige, dominante, traditionele hoofdstromen en oppositionele gnostische kringen over thema’s die nu nog de gemoederen volop bezig houden. Denk aan moderne discussies over thema’s als: verzoening door voldoening, de strijd in de godenwereld (God en Satan), de vraag waar het kwaad vandaan komt, de schuld of onschuld van mensen, de al of niet zondige mens, een al dan niet metaforische opvatting van het Bijbelse scheppingsverhaal, de verschillende betekenissen die worden gegeven aan ‘Zoon van God’, Christus die de wereld schiep, en in verband hiermee het thema van de allerhoogste God en een lagere scheppergod of de kwestie van de al dan niet metaforische opvatting van Christus’ lijden, sterven en lichamelijke opstanding. De studie van geschriften over de gnostiek vinden wij belangrijk om de hedendaagse discussie in christelijke, kerkelijke kring beter te verstaan, en behulpzaam om de eigen identiteit beter in kaart te brengen.” Met deze woorden komen bij mij de woorden van de wijze koning Salomo in de gedachten: “Er is niets nieuws onder de zon”.
Theïstisch evolutionisme
Twee jaar geleden heb ik in een artikel in het Reformatorisch Dagblad nog gewezen op de gnostische invloeden in het huidige theïstische evolutionisme.1 Door enkele mensen achter deze stroming werd ik toen beschuldigd van ‘de opponent verdacht maken.’ Ik gaf toen aan, dat dit geen verdachtmaken betrof maar enkel een constatering. Het lezen van dit boek heeft de gedachte dat er gnostische invloeden zijn in het theïstisch evolutionisme bij mij niet weggenomen, integendeel, het heeft deze gedachte juist bevestigd. Gnostische invloeden zijn aanwijsbaar in het theïstisch evolutionisme. In het hoofdstuk ‘De oorsprong van de gnosis’ schrijft dr. J. Brankaer: “De geschiedenis die in de gnostische mythen wordt geschilderd, is niet in de eerste plaats historische werkelijkheid. Verhalen die in Genesis worden voorgesteld als historische gebeurtenissen, zijn in de ogen van de gnostici slechts mythen: symbolische vertellingen die ons iets leren over de huidige menselijke toestand. De gnostische verhalen vertellen niet onze eeuwenlange geschiedenis sinds het ontstaan van de kosmos en zelfs daarvoor. Ze beschrijven de heilsgeschiedenis, die een verborgen dimensie is van alles wat er in de wereld gebeurt. Deze geschiedenis is lineair en leidt onvermijdelijk tot de overwinning van het licht.” Theïstisch evolutionisten geven exact dezelfde beschrijving als het gaat om hun visie op Genesis. Genesis vertelt volgens hen namelijk niet ‘hoe’ (= historisch) God de wereld geschapen heeft maar ‘waarom en waartoe’ (= symbolisch) God de wereld geschapen heeft. Genesis 1-11 zou geen of zeer weinig historische informatie geven. Daarnaast is Gods hand niet op te merken in de evolutionaire geschiedenis maar leidt Hij alles in een verborgen dimensie. Als tweede wil ik citeren uit het hoofdstuk ‘Manichese kosmologie en verlossingsleer’: “De eerste mensen werden vervolgens geschapen als producten van de seksuele begeertes van kwaadaardige mannelijke en vrouwelijke archonten. (…) De eerste twee mensen waren oorspronkelijk blind en doof: zij hadden geen besef van hun goddelijke afkomst, het licht buiten zichzelf of van het goddelijke Lichtrijk. (…) Jezus Zonneglans daalde neer om Adam te onderwijzen over de hoogste God en over het goddelijke licht binnen zijn eigen ziel. Dus was Adam in Mani’s visie de eerste mens die zich bewust kon worden van zijn oorsprong en gnosis (wijsheid of ware kennis) kon ontvangen.” Ook hier dringt zich de vergelijking op. In de theïstisch evolutionistische geschiedenis had Adam (waarvan de voorouders aapmensen waren) eerst geen besef van zijn goddelijke afkomst, hij was immers een aapmens. Maar later, toen Adam oud en wijs genoeg was, werkte God bewustzijn in hem zodat hij zich bewust werd van zijn oorsprong en ware wijsheid ontving. Een derde overeenkomst heb ik in een artikel in het Reformatorisch Dagblad gegeven, namelijk dat de mechanismen achter de evolutietheorie handelen als de kwade Demiurg. Er zijn meer overeenkomsten te noemen maar hier laat ik het even bij. Dat ik dit geschreven heb, wordt niet gedreven door een behoefte aan scherpslijperij maar door oprechte zorg. Zijn medechristenen die de evolutie aanhangen zich ervan bewust welke weg ze bewandelen? Uiteraard nemen theïstisch evolutionisten niet alle leerstellingen van de gnostici over. Gelukkig niet! Veel theïstisch evolutionisten en creationisten zullen samen met bijvoorbeeld Origines belijden: “Het Woord (Christus) heeft een echt menselijk lichaam aangenomen, geen schijnlichaam, om de gehele mensheid te kunnen redden.” Waarmee zowel creationistische als evolutionistische christenen tegen de gnostici de historiciteit van Jezus benadrukken. Jezus die zowel een Zaligmaker is van de ziel als van het lichaam. Paulus noemt daarom Jezus Christus ‘de uiterste Hoeksteen; op welken het gehele gebouw (…) opwast tot een heilige tempel in den Heere’ (Efeze 2: 20-21, SV).
Boekgegevens: Bos, A.P., Luttinkhuizen, G.P., 2016, Waar haalden de gnostici hun wijsheid vandaan? Over de bronnen, de doelgroep en de tegenstanders van de gnostische beweging, (Budel: Damon). ISBN: 978 94 6340 042 8.