Waar was je?

by | dec 5, 2017 | Onderwijs, Recensie

Verwondering. Dat is de inhoud van een recent uitgegeven boekje dat handelt over de het snijpunt van geloof en wetenschap. Een boekje, getiteld ‘Waar was je? Geloven na Darwin en Hubble’ is geschreven door hoogleraar Van Bemmel, die zijn sporen heeft verdiend op het gebied van de natuurkunde en geneeskunde. Hij deelt met ons de verwondering die hij ervoer bij het bestuderen van de natuur. Verwondering over de magistrale wijze waarop de schepping in haar geheel en haar delen is opgebouwd en hoe het alles samenwerkt als een levend geheel. ‘Meer dan de som der delen’. Doordat verwondering het uitgangspunt is, heeft dit boekje een andere uitstraling dan de boeken die recent uitgegeven zijn zoals ‘En de aarde bracht voort’ en ‘Oorspronkelijk’ die de thematiek meer theologisch benaderden. De hoogtepunten van het boekje zijn recent in het Reformatorisch Dagblad weergegeven.

Waar was je? Geloven na Darwin en Hubble

Waar was je? Job? Die vraag leidde bij Job tot verootmoediging en moet ook bij ons tot verootmoediging leiden. Die verootmoediging vanwege de beperktheid van het menselijk denken is een van de uitgangspunten van de auteur. Hij plaats dit tegenover de tendens van onze tijd om te denken dat ons eigen verstand de norm is van wat waar of onwaar is, gepropageerd door lieden als Dawkins en Philipse. Zelf zegt hij: ‘Mensen als Dawkins denken dat het menselijk verstand een goed kompas is. Het feit echter dat je meent daarop te kunnen vertrouwen is geen beslissing van je verstand, maar dat geloof je.’ Als voorbeelden van vragen waar we het antwoord op schuldig moeten blijven noemt Van Bemmel: Waarom is er iets en niet niets?; zijn er meerdere dimensies?; hoe ontstond het eerste leven?; hoe werkt evolutie; hoe werkt ons brein? ‘Een kind kan al zien dat de werkelijkheid van grote orde getuigt’, maar ons denken is niet in staat om de grootsheid van de schepping te bevatten. De diepste zaken kunnen door ons denken niet doorgrond worden. Ons denken is altijd gegrond op vooronderstellingen. Dit komt ook naar voren in de titel van het boek. Waar was je? Job was er niet bij. Wij waren er ook niet bij. Alleen God was daar. Bescheidenheid siert ware wetenschap.

Het andere uitgangspunt van de auteur is de verwondering over de magistrale wijze waarop de schepping, zowel de levenloze schepping als de levende natuur is opgebouwd. Bestudeer slechts de wonderlijke afstemming van de natuurconstanten. Wat is eigenlijk een wonder? Is dat iets dat zich eenmalig, bovennatuurlijk en onverwacht voltrekt, zoals de Bijbel af en toe Gods ingrijpen in een bijzondere situatie beschrijft of mag een wonder zich ook herhaald voltrekken, duizend- of miljardvoudig? Vleugels van vlinders met kleuren door interferentiepatronen, het vliegvermogen van fruitvliegjes en kolibries, communicatie bij honingbijen, waarneming bij zeearenden, stereo warmte perceptie bij slangen, het gehoor van sluipvliegen… Het roept ons alles toe: Ontwerp. En ontwerp impliceert een Ontwerper. Hoe Hij ontwierp, is ons onbekend. Evolutie kan het niet geweest zijn. Evolutie is niet in staat om iets dat lijkt op ontwerp tot stand te brengen. Van Bemmel voert daar een groot aantal overtuigende argumenten voor aan, vanuit het fossielenarchief, Cambrische explosie, informatie die nodig is en niet van zelf ontstaat en de onherleidbare complexiteit van het leven.

Het is opmerkelijk dat de auteur bij het bestuderen van het heelal zijn standpunt verlaat, dat het menselijk verstand te beperkt is om de werkelijkheid te doorgronden. Op grond van waarnemingen aan sterrenstelsels, zoals bijvoorbeeld Erwin Hubble die heeft verricht, denkt hij dat het model van de Oerknal het meest voor de hand liggende model is voor het ontstaan van de schepping. Het model van de oerknal beschrijft het proces van de oerknal tot op een fractie van een seconde na het begin van de tijd. Het zou 13.82 miljard jaar geleden zijn gebeurd. Mijn vraag zou zijn, hoe de betrouwbaarheid van een dergelijk model te controleren is? Waar was jij? Om de auteur te citeren: ‘Wij mogen erop vertrouwen dat de wetmatigheden die we ontdekken niet strijdig zijn met wat God zelf heeft bedacht maar onze interpretaties zijn dat soms wel.’ En ‘alle wetenschappelijke bezigheden stoelen op een geloof, bijvoorbeeld dat de natuurwetten niet alleen hier en nu gelden, maar ook heel ver bij ons vandaan en zeer lang geleden’. Welke grond is er voor een geloof, dat 14 miljard jaar geleden dezelfde wetten golden als nu? Is dit voor een Christen aannemelijk? Voor een Christen die gelooft dat het heelal op een wonderlijke wijze, door het woord van God, hoe in technische zin weten we niet, tot stand kwam?

Doordat de auteur wel denkt te weten hoe hemel en aarde tot stand kwamen, miljarden jaren geleden, komt hij in een spagaat terecht als het over evolutie heeft. Die wijst hij op goede gronden af. Een brug om de kloof te overbruggen tussen miljarden jaren ontwikkeling en een schepping, en in het bijzonder de schepping van de mens door God heeft hij niet.

De auteur begint en eindigt zijn boekje met de volgende zin. ‘Voor de auteur van deze uiteenzetting geldt dat hij dankbaar is dat er vanuit de Bijbel complementair aan de wonderlijke natuur die wij mogen bestuderen, antwoorden worden aangereikt die het leven zin en richting geven’ Hierin heeft hij groot gelijk. Als we de Bijbel toch niet hadden! Het Woord van God dat levend maakt. En toch is deze zienswijze mijns inziens niet correct. Voor een Christen is de Bijbel niet complementair maar is de Bijbel de basis. De Bijbel is niet voor erbij maar de Bijbel staat centraal. Als de Bijbel als basis in ons leven functioneert, dan vallen oorsprongsvragen grotendeels weg. Dan geldt inderdaad de vraag: ‘Waar was je?’ Niet alleen aan Job. Ook in het paradijs. Daar waren we er wel bij. Dan geven we oorsprongsvragen over in de handen van de Heere en hoeven we geen vragen te stellen bij de wijze waarop God enkele duizenden jaren geleden een prachtige hemel en aarde ontwierp. Dan eindigt het in eeuwige verwondering.