Waarom die geroemde afstand tussen natuur en de moraal?

by | apr 19, 2016 | Ethiek, Onderwijs

Op 6 juni 2009 werd in Nijkerk het mede door het ND georganiseerde congres gehouden ‘Darwin in de tuin van Eden, christenen in gesprek over schepping en evolutie’. Ethicus Theo Boer dacht dat de discussie aan de moraal voorbijging, maar kwam tot de ontdekking dat dat niet zo is.

the-creation-of-adam-436007_1280

“Ik heb daar mijn twijfels bij, al zijn die meer ingegeven door kennis van de complexiteit van DNA-structuren dan door mijn geloof. Immers, als God de wereld zó heeft geschapen kan ik het Hem moeilijk verbieden, net zoals iemand het Hem trouwens kan ontzeggen om met één ‘wilsact’ een kanten-klaar mens te maken. Je bent God met een hoofdletter of je bent het niet.”

De discussie over de vraag hoe letterlijk we het scheppingsverhaal moeten nemen, gaat voor een deel aan de ethiek voorbij. Althans, dat dacht ik. ‘Laten de dogmatici, godsdienstwijsgeren en natuurwetenschappers het maar samen oplossen en wij merken wel als ze eruit zijn.’ De christelijke ethiek zal er niet veel om veranderen: we hebben de tien geboden, de profeten, de bergrede en de brieven van de apostelen en die ethiek staat als een huis. Hebben ethici, met Barth als één van de aanvoerders, niet gezegd dat christelijke ethiek van boven komt, kritisch op alles wat er hier beneden gebeurt? Is christelijke ethiek niet, vrij naar Jesaja: ‘Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord’? Welnu, wie een dergelijke losse relatie tussen God en het natuurlijke aannemen, hebben in een tijd van wankelende opvattingen over de natuur en de schepping alleen maar voordeel. Of toch niet? Waarom eigenlijk die geroemde afstand tussen de natuur en de moraal? Neem een gebruikelijke veronderstelling van veel evolutionisten: ‘Complexe leefvormen zijn ontstaan dankzij selectieprocessen waarin het sterke overleefde en het zwakke het loodje legde.’ Stel je eens voor dat het inderdaad zo is gebeurd. Ik heb daar mijn twijfels bij, al zijn die meer ingegeven door kennis van de complexiteit van DNA-structuren dan door mijn geloof. Immers, als God de wereld zó heeft geschapen kan ik het Hem moeilijk verbieden, net zoals niemand het Hem trouwens kan ontzeggen om met één ‘wilsact’ een kanten-klaar mens te maken. Je bent God met een hoofdletter of je bent het niet.

Zijn manier

Nee, stel dat dit gewoonweg Zijn manier van scheppen was, en denk even door. Van elke duizend variaties van één soort ging er één door naar de volgende ronde. Hoeveel leed zit er dan intussen samengebald in miljoenen jaren evolutie? Leed van dieren, primaten, mensachtigen, mensen? Een concurrerende soort of een bedreigd exemplaar van de eigen soort werd opgegeten, weggejaagd, tot slaaf gemaakt, uitgeroeid, van de rots geduwd of op een ijsschots gezet. Parasieten, bacteriën en virussen decimeerden een populatie totdat er enkele exemplaren resistent genoeg waren – of niet en dan was dat ‘einde soort’, opgeruimd staat netjes. Overlevenden gingen in de slag met nieuwe vijanden, de kindersterfte was enorm – vandaar die miljarden spermacellen bij mannen en die zeven tot acht miljoen eicellen bij vrouwen. Zonder pijnbestrijding of kalmeringsmiddelen waren ziek zijn en doodgaan een bezoeking. Sommige soorten waren door onderlinge solidariteit in staat om nog beter te overleven; dat klinkt al een beetje naar christelijke ethiek. Maar ondertussen was dat een heel selectieve en voor sommigen wreed soort solidariteit.

Mestvaalt

Misthaufen_und_Kompost.wikipedia

“Het lijkt er bijna op dat de mensheid is te vergelijken met een prachtige bloem op een mestvaalt waarin goed en kwaad zich tot een vruchtbare humus hebben vermengd.”

Lijden, lijden, lijden. Het lijkt er bijna op dat de mensheid is te vergelijken met een prachtige bloem op een mestvaalt waarin goed en kwaad zich tot een vruchtbare humus hebben vermengd. Wij gaan ervan uit dat elk exemplaar van de menselijke soort een bijna absoluut recht op leven en welzijn heeft. Dat is wat zowel een christelijke ethiek als zijn seculiere collega’s (het humanisme, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens) nog altijd eendrachtig doen. Het zwakke wordt verzorgd in plaats van verstoten, ontwikkelde culturen helpen hun concurrenten zich te ontwikkelen in plaats van ze te lijf te gaan, homoseksuele relaties – waar zonder hulp van derden geen nakomelingen uit voortkomen – krijgen vergelijkbare status als heteroseksuele, subfertiele (deels onvruchtbare) mensen krijgen ivf en geven daarmee hun subfertiliteit aan hun kinderen door, mensen met een handicap, met een familietraditie van drankmisbruik of onverbeterlijke criminelen mogen net zo goed ouders worden als sterke en gezonde slimmeriken dat mogen. Alles, sterk en zwak, aangepast of onaangepast, slim of dom, het hoort erbij. Er zijn goede redenen om aan te nemen dat die moraal zijn vanzelfsprekende plaats mede dankt aan de doorbraak van het christendom. En dat opereerde weer mede vanuit de overtuiging dat een humane moraal een terugverwijzing was naar een goede schepping zonder zonde. Maar als evolutie écht Gods manier was om te scheppen, zitten we met het volgende probleem: hoe weten we dat de evolutie al is voltooid? En wat als zou blijken dat onze humane moraal een proces van verdere evolutie in de weg staat?

Moeilijker

Evolutionistische theïsten hebben het hier overigens moeilijker dan aanhangers van Intelligent Design: deze laatsten gaan immers nog uit van een doelbewust Goddelijk scheppen, desnoods met gebruikmaking van evolutie, maar wel zonder de veelal blinde en botte mechanismen die die evolutie tot zo’n moreel affront maken. Nu evolutiedenken binnen de kerken een steeds voornamere plaats inneemt, en ook christenen zichzelf steeds meer zien als resultaten van een proces van ontwikkeling dat eerder wreed is te noemen dan barmhartig, wordt de vraag prangender met welk recht we enkele van de centrale mechanismen uit de evolutie eigenlijk niet zouden overnemen in plaats van ze te verwerpen. Ik zou op die vraag nog wel enkele antwoorden weten te bedenken, maar huiver bij de gedachte dat die niet overtuigen.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Nederlands Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Boer, T.A., 2009, Waarom die geroemde afstand tussen natuur en de moraal?, Nederlands Dagblad 65 (17108): 7.