Als je een evolutionist vraagt wanneer de dino’s leefden, is het antwoord altijd ‘miljoenen jaren geleden’. Maar die miljoenen jaren kun je in de Bijbel niet terugvinden. Waar moet je dan de dino’s plaatsen in de Bijbelse geschiedenis?
Dinosauriërs zijn landdieren. Dat betekent dat ze zijn geschapen op de zesde scheppingsdag. Ze ademden door hun neus, dus moesten er ook twee van elk geschapen type mee met Noach op de ark. Ook zijn er aanwijzingen dat mensen na de zondvloed nog dino’s hebben gezien. Denk bijvoorbeeld aan het dier dat in Job 40 wordt beschreven, de Behemoth. Verschillende mensen hebben vroeger afbeeldingen van dino’s gemaakt of er verslagen van opgetekend (Herodotus in zijn geschiedschrijving, Marco Polo in zijn reisverslag en het basreliëf van een stegosaurus in het Cambodjaanse tempelcomplex Angkor Wat). Men noemde ze toen alleen nog niet ‘dinosaurus’. Ze droegen een hele andere naam: draak. In dit Weet-artikel (opent in nieuwe tab) kun je meer lezen over de Behemoth en drakenverhalen.
Dit Weetje verscheen eerder in de Weet Scheurkalender 2019.
Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website van Weet Magazine. Het originele artikel is hier te vinden.