Was de zondvloed wereldomvattend?

by | sep 2, 2023 | Zondvloed

Was de zondvloed wereldomvattend?

Was de zondvloed wereldomvattend? Maakt het iets uit? Zegt de Bijbel dat de zondvloed ten tijde van Noach de hele aarde bedekte? Zijn er ook buiten de Bijbel aanwijzingen te vinden voor een dergelijke zondvloed?

Tegenwoordig beweren veel christenen dat de zondvloed uit Noachs tijd slechts een plaatselijke overstroming was. Zij beweren dat deze zich beperkte tot het gebied rond Mesopotamië en dat het water nooit de gehele aarde heeft bedekt. Zij beschouwen de ontdekking van een modderlaag in het Midden-Oosten en, meer recent, van aanwijzingen voor een plaatselijke vloed in de Zwarte Zee als bewijs voor een plaatselijke bijbelse vloed.

De reden dat mensen de voorkeur geven aan een plaatselijke zondvloed, is omdat ze die in kunnen passen in de alom geaccepteerde evolutionistische geschiedenis van de aarde. Daarin wordt aan de hand van fossielen in de grond gesteld dat verschillende levensvormen zich over enorm lange tijdsperioden hebben ontwikkeld. Ooit was het zo dat wetenschappers het grootste deel van de fossielen beschouwden als gevolg van de zondvloed, omdat deze fossielen zijn begraven in door water afgezette lagen van modder en zand. Degenen die ervan uitgaan dat fossielen zich in de loop van miljarden jaren evolutie hebben opgehoopt, hebben de bewijzen voor de zondvloed ‘wegverklaard’ en daarom geloven ze alleen nog in een plaatselijke vloed of zelfs in geen enkele vloed. Als zij uit zouden gaan van een bijbels perspectief, zouden ze een overvloed aan bewijsmateriaal zien dat pleit voor een wereldwijde zondvloed. Of, zoals iemand opmerkte: ‘Ik zou het niet gezien hebben als ik het niet geloofd had.’ Degenen die aannemen dat er sprake is geweest van gigantisch lange tijdsperioden waarin fossielen in de aardlagen zijn opgestapeld, beroven – misschien onbewust – de zondeval van zijn verstrekkende karakter. Zij plaatsen de fossielen – die getuigen van ziekte, lijden en dood – nog voor de schepping van de mens; dus nog voordat Adam en Eva zondigden en daarmee dood en lijden in de wereld brachten. Door zo te redeneren, ondermijnen ze ook de betekenis van de dood en opstanding van Christus. Zo’n uitleg maakt ook Gods beschrijving van Zijn voltooide schepping (‘en ziet, het was zeer goed’) tot een holle frase, en ontdoet die van elke betekenis (zie hoofdstuk 2). Sommige predikanten zullen zeggen dat zij geloven in een ‘universele’ of ‘wereldwijde’ vloed, maar als je er met hen over doorpraat, blijkt dat ze in werkelijkheid niet geloven dat de vloed de hele aarde heeft bedekt. Zij stellen de heldere boodschap van de Bijbel terzijde, terwijl zij door een vernuftige herdefiniëring van woorden de indruk geven die wel te geloven. Zij gaan bij ‘universeel’ en ‘wereldwijd’ uit van een beperkte omvang van menselijke bewoning. Zij veronderstellen dat er alleen maar mensen leefden in bijvoorbeeld een vallei in Mesopotamië, en dat de vloed op die manier alle mensen die toen leefden kon doden zonder van wereldomvattende omvang te zijn.

Bijbels bewijs voor een wereldwijde zondvloed

Het idee van een plaatselijke vloed is volledig in strijd met de Bijbel. Dat blijkt uit de volgende punten:

De noodzaak van de ark

Als de zondvloed plaatselijk was, waarom moest Noach dan een ark bouwen? Hij zou dan toch gewoon naar de andere kant van de bergen hebben kunnen wandelen en zo ontkomen zijn? Door slechts 20 kilometer per dag af te leggen, zouden Noach en zijn familie in een halfjaar meer dan 3000 kilometer gereisd kunnen hebben. God zou Noach gewoon gewaarschuwd kunnen hebben om te vluchten, zoals Hij deed met Lot toen hij Sodom moest verlaten.

ark van Noach op schaal

De grootte van de ark is alleen logisch als de zondvloed wereldwijd was.

De grootte van de ark

Als de zondvloed plaatselijk was, waarom was de ark dan groot genoeg om alle verschillende soorten gewervelde landdieren te bevatten? Als alleen de dieren uit Mesopotamië of alleen huisdieren aan boord waren, had de ark veel kleiner kunnen zijn.1

De noodzaak voor de dieren om in de ark te zijn

Als de zondvloed plaatselijk was, waarom stuurde God de dieren dan naar de ark om aan de dood te ontsnappen? Er zouden buiten het overstromingsgebied andere dieren genoeg zijn geweest om deze soorten te vervangen, mochten ze in het plaatselijke gebied allemaal gedood zijn. Of Hij kon hen naar een niet-overstroomd gebied sturen.

De noodzaak voor de vogels om in de ark te zijn

Als de zondvloed plaatselijk was, waarom werden er dan vogels naar de ark gestuurd? Deze konden simpelweg wegvliegen naar een nabijgelegen bergketen. Vogels kunnen in één dag vele honderden kilometers afleggen.

Het oordeel was wereldomvattend

Als de zondvloed plaatselijk was, zouden mensen die niet in dat gebied woonden daardoor niet getroffen zijn. Zij zouden aan Gods oordeel over de zonde zijn ontsnapt. Bovendien is het ondenkbaar dat, zo veel eeuwen na de schepping, niemand naar andere gebieden was getrokken – of dat mensen die aan de rand van zo’n plaatselijke vloed leefden, niet verhuisd zouden zijn naar een nabijgelegen hoger gebied in plaats van te verdrinken. Daarbij komt dat Jezus Zelf bevestigde dat de zondvloed iedereen buiten de ark had gedood (Matth. 24:37-39). Degenen die willen geloven in een plaatselijke vloed beweren vaak dat de wereld oud is, en dat er vele tienduizenden jaren voordat de vloed plaatsvond al mensen in dat gebied waren. Maar als dat het geval was, is het ondenkbaar dat alle mensen gepast zouden hebben in bijvoorbeeld een vallei in Mesopotamië, of dat zij niet verder getrokken waren naarmate de bevolking groeide.

De zondvloed was een beeld van het toekomstige oordeel

Wat bedoelde Christus toen Hij het komende wereldoordeel vergeleek met het oordeel over ‘alle’ mensen (Matth. 24:37-39) in de dagen van Noach? In 2 Petrus 3 wordt het komende oordeel door vuur vergeleken met het eerdere oordeel door het water van de zondvloed. Een gedeeltelijk oordeel tijdens de dagen van Noach zou een gedeeltelijk toekomstig oordeel betekenen.

De wateren bevonden zich boven de bergen

Als de zondvloed plaatselijk was, hoe kon het water dan stijgen tot 15 el (8 meter) boven de bergen (Gen. 7:20)? Water zoekt zijn eigen niveau. Het kan niet gestegen zijn en de bergen plaatselijk bedekt hebben, terwijl de rest van de wereld onaangeroerd bleef.2

De duur van de zondvloed

Noach en zijn gezin waren één jaar en tien dagen in de ark (Gen. 7:11, 8:13-14). Is dat niet bovenmatig lang voor een plaatselijke vloed? Het duurde meer dan zeven maanden voordat de toppen van de bergen weer zichtbaar werden. Hoe konden zij bij een plaatselijke vloed zo lang ronddrijven zonder ook maar één berg te zien?

Plaatselijke overstroming in India

Plaatselijke overstroming van een weg in Chennai (India). Als de zondvloed van Genesis plaatselijk zou zijn geweest, wat betekent de belofte van God aan Noach dan?

Gods belofte gebroken?

Als de zondvloed plaatselijk was, zou God inmiddels al herhaaldelijk Zijn belofte hebben gebroken om nooit meer zo’n vloed te zenden. Niet lang geleden waren er nog grote ‘plaatselijke’ vloeden: in Bangladesh bijvoorbeeld, waar 80 procent van het land overstroomde, of in Europa in 2002 en de tsunami in Azië in 2005.

 

Alle mensen zijn nakomelingen van Noach en zijn gezin

De geslachtsregisters van Adam (Gen. 4:17-26, 5:1-31) en Noach (Gen. 10:1-32) maken duidelijk scheiding tussen twee groepen: alle mensen van vóór de zondvloed stamden af van Adam en alle mensen ná de zondvloed stamden af van Noach. De nakomelingen van Noach leefden allemaal samen in Babel en weigerden ‘de aarde te vervullen’ zoals hun was bevolen (Gen. 9:1). Daarom verwarde God hun taal, gingen ze als gevolg daarvan vele talen spreken en werden ze op deze manier over de aarde verstrooid (Gen. 11:1-9). Er is overtuigend bewijs dat alle mensen op de aarde afstammen van Noach. In vele culturen over de hele wereld zijn zondvloedverhalen gevonden: Noord- en Zuid-Amerika, Polynesië, Australië, Papoea-Nieuw-Guinea, Japan, China, India, het Midden-Oosten, Europa en Afrika. Honderden van dergelijke verhalen zijn verzameld.3 De verhalen die het dichtst bij Babel gevonden zijn, komen qua detail ook het dichtst bij het bijbelse verhaal: het Gilgamesj-epos bijvoorbeeld.

De Hebreeuwse terminologie van Genesis 6-9

  • ‘De aarde’ (Hebreeuws erets) wordt in het zondvloedverhaal in Genesis 6 tot en met 9 en in Genesis 1 wel 46 keer gebruikt. De expliciete verwijzing naar de scheppingsgeschiedenis, in het bijzonder in Genesis 6:6-7, maakt duidelijk dat hier gedoeld wordt op een wereldwijde zondvloed. Bovendien is het oordeel van God niet alleen uitgesproken over alle vlees, maar ook over de aarde: ‘Daarom zei God tot Noach: Het einde van alle vlees is voor Mijn aangezicht gekomen; want de aarde is door hen vervuld met wrevel; en zie, Ik zal hen met de aarde verderven’ (Gen. 6:13).
  • ‘Op de ganse aarde’ (Gen. 7:3, 8:9) is duidelijk verbonden met dezelfde zinsnede in de scheppingsgeschiedenis, waarin staat dat aan Adam en Eva alle planten ‘op de ganse aarde’ waren gegeven om van te eten (Gen. 1:29). Het is duidelijk dat volgens Gods besluit de gehele wereld het gebied was waarvoor het gebod gold – Adam en Eva hadden de hele aarde tot hun domein. God gebruikt de zinsnede in Genesis ook wanneer geschreven wordt over de verspreiding van de mensen na de torenbouw van Babel (Gen. 11:8,9) – opnieuw is de context het gehele aardoppervlak. Precies dezelfde zinsnede komt bovendien nergens anders in Genesis voor.
  • Het woord ‘aardbodem’, dat in het zondvloedverhaal vijf keer wordt gebruikt, slaat eveneens terug op de wereldomvattende situatie van de schepping (Gen. 2:6). Daarmee benadrukt ook deze term het wereldwijde karakter van de zondvloed.
  • ‘Alle vlees’ (Hebreeuws kolbasar) wordt in de zondvloedgeschiedenis twaalf keer gebruikt, en nergens anders in Genesis. God zei dat Hij ‘alle vlees’ zou vernietigen, behalve het leven in de ark (Gen. 6:13-17)4, en dat deed Hij ook (Gen. 7:21-22). In de context van de zondvloed omvat ‘alle vlees’ duidelijk alle door de neus ademende landdieren, maar ook de mensheid, zie Genesis 7:21-23. De betekenis van ‘alle vlees’ kan niet beperkt zijn geweest tot alleen de levende wezens in een vallei in Mesopotamië.
  • ‘Al wat leeft’ (Hebreeuws kol chai) komt ook voor in de geschiedenis van de zondvloed (Gen. 6:19, 8:1,17) en de schepping (Gen. 1:28). Bij de schepping is de zinsnede gebruikt in het verband van de heerschappij van Adam en Eva over de dieren. God zei (Gen. 7:4) dat Hij ‘al wat leeft’ zou vernietigen, en dat gebeurde – alleen Noach en degenen die met hem in de ark waren, overleefden de vloed (Gen. 7:23).
  • ‘Onder de ganse hemel’ (Gen. 7:19) wordt buiten de zondvloedgeschiedenis in het Oude Testament zes keer gebruikt, en altijd in de betekenis van ‘wereldomvattend’ (Deut. 2:25, 4:19, Job 28:24, 37:3, 41:11, Dan. 9:12). Bijvoorbeeld: ‘Wat onder de ganse hemel is, is het Mijne’, zei de Heere (Job 41:2).
  • ‘Alle fonteinen des groten afgronds’. De fonteinen van de grote afgrond worden alleen in de zondvloedgeschiedenis vermeld (Gen. 7:11, 8:2) en in Spreuken 8:28. ‘De afgrond’ (Hebreeuws tehom) gaat terug op de schepping (Gen. 1:2), waar het verwijst naar de enige oceaan die toen de hele wereld bedekte; dus voordat het land werd gevormd. En het waren niet alleen ‘de fonteinen des groten afgronds’, maar ‘alle fonteinen des groten afgronds’ die zich openden.
  • Voor de zondvloed (of: stortvloed) wordt een speciaal Hebreeuws woord gebruikt, namelijk mabbul. In elk van de dertien Schriftplaatsen waar dit woord wordt gebruikt, verwijst het naar Noachs vloed. Het enige gebruik buiten Genesis, in Psalm 29:10, verwijst naar de wereldomvattende soevereiniteit van God, Die macht heeft over de watervloed. In het Nieuwe Testament is er ook een speciaal woord dat exclusief wordt gebruikt voor de zondvloed, namelijk cataclysmos, waarvan het woord ‘cataclysme’ (natuurramp) is afgeleid.

Gebaseerd op: R.M. Davidson, ‘Biblical evidence for the universality of the Genesis Flood’, in: Origins 22/2 (1995), p. 58-73.

De bevelen in Genesis 9 komen overeen met die in Genesis 1

In Genesis 9:1 geeft God de mens exact dezelfde opdracht als in Genesis 1:28: ‘Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde.’ Hij geeft de mens ook heerschappij over ‘al het gedierte der aarde’ (Gen. 9:2 en 1:28) en de mens wordt duidelijk verteld over wat hij wel en niet mag eten (Gen. 9:4-5 en parallel daaraan in Gen. 1:29-30). Deze opdrachten in Genesis 1 gelden voor de gehele wereld en dat is in Genesis 9, na de zondvloed, ook het geval. Zoals Adam en zijn nakomelingen over de hele aarde moesten heersen, zo moesten ook Noach en zijn nakomelingen dat doen. Als ‘aarde’ in Genesis 9:1 de gehele aarde betekent – en daar zal iedereen het over eens zijn – dan wordt ten aanzien van de zondvloed in Genesis 8:13 ook zeker de gehele aarde bedoeld!

Het Nieuwe Testament spreekt van een wereldwijde zondvloed

In nieuwtestamentische passages over de zondvloed wordt gesproken in termen van ‘wereldomvattend’: ‘Totdat de zondvloed kwam, en hen allen wegnam’, zegt Jezus Christus in Matthéüs 24:39; en in Lukas 17:27: ‘De zondvloed kwam, en verdierf ze allen.’ ‘En de oude wereld (Grieks: kosmos) niet heeft gespaard, maar Noach, de prediker der gerechtigheid, zijn achttal bewaard heeft, als Hij de zondvloed over de wereld der goddelozen heeft gebracht’ (2 Petr. 2:5). ‘Waarin weinige (dat is acht) zielen behouden werden door het water’ (1 Petr. 3:20). Noach ‘veroordeelde de wereld’ door zijn geloof in God (Hebr. 11:7). ‘Door welke de wereld, die toen was, met het water van de zondvloed bedekt zijnde, vergaan is’ (2 Petr. 3:6). Al deze citaten vooronderstellen een wereldwijde vloed, geen plaatselijke gebeurtenis.

Gebaseerd op: R.M. Davidson, ‘Biblical evidence for the universality of the Genesis Flood’, in: Origins 22/2 (1995), p. 58-73.

Bezwaren tegen een wereldwijde zondvloed

Bezwaar 1: ‘Alle’ wil niet altijd zeggen alle

Sommige mensen hebben beweerd dat, zoals ‘alle’ niet altijd ‘alles en iedereen’ betekent (zie Mark. 1:5), het gebruik van ‘alle’ in de zondvloedgeschiedenis niet noodzakelijk inhoudt dat de zondvloed wereldwijd was. Deze mensen beweren dus dat dit gebruik van ‘alle’ de verwijzing naar een plaatselijke vloed toelaat. De betekenis van een woord wordt echter bepaald door de context waarin het wordt gebruikt. Vanuit de context van ‘geheel’ in Lukas 2:1 bijvoorbeeld, kunnen we zien dat ‘de gehele wereld’ heel het Romeinse rijk betekende. Dus het is de context die duidelijk maakt dat ‘geheel’ hier niet letterlijk ‘al het landoppervlak van de aarde’ betekent. Om de betekenis van ‘geheel’ of ‘alle’ in Genesis 6 tot en met 9 te bepalen, moeten we de context bestuderen en niet zomaar de elders vastgestelde betekenis naar deze plaats overhevelen. Het woord ‘al/geheel’ (Hebreeuws kol) wordt 72 keer gebruikt in de 85 verzen van Genesis 6 tot en met 9. Van alle keren uit het Oude Testament komt 21 procent daarvan voor in de vijftig hoofdstukken van Genesis. In Genesis 7:19 lezen we dat ‘alle (Hebreeuws kol) hoge bergen, die onder de ganse (Hebreeuws kol) hemel zijn, overdekt werden’. Let op het dubbele gebruik van kol. In het Hebreeuws wordt hier de nadruk op gelegd om elke kans op dubbelzinnigheid te vermijden.5 Deze nadruk kan weergegeven worden met ‘alle hoge bergen onder de ganse hemel’. Leupold schrijft hierover in zijn gerenommeerde commentaar op Genesis: ‘… de tekst verwerpt zelf de vraag of de zondvloed wereldwijd was of niet’.6

Voor een uitgebreidere behandeling, zie M. Kruger, ‘Genesis 6-9: Does ‘all’ always mean all?’, in: Journal of Creation 10/2 (1996), p. 214-218; www.creation.com/journal-of-creation-102

Bezwaar 2: De geografie van voor de zondvloed is dezelfde als die erna

Omdat de Tigris (‘Hiddékel’) en de Eufraat (‘Frath’) worden vermeld in de beschrijving van de hof van Eden en de Tigris en de Eufraat nu nog altijd bestaan, beweren sommige mensen dat de zondvloed niet de topografie van de wereld heeft veranderd en deze dus plaatselijk moet zijn geweest.7 Er zijn echter wel degelijk grote verschillen aan te wijzen tussen de topografie van de hof van Eden en die van de wereld van nu. Er was één rivier die uit Eden vloeide, die zich opsplitste in vier rivieren (Gen. 2:10-14). Twee daarvan werden genoemd: de Tigris en de Eufraat. Deze rivieren hadden voor de zondvloed dus een gemeenschappelijke bron, en dat verschilt sterk met de situatie van nu. De andere twee rivieren waren de Pison en de Gihon. Van de Pison wordt na de zondvloed geen melding meer gemaakt, en de Gihon wordt alleen nog genoemd als de plaats van een bron in de buurt van Jeruzalem, ten tijde van de koningen David, Salomo en Hizkia.8

Fossiele begraafplaats

Over de gehele wereld wijzen fossiele ‘begraafplaatsen’, waar botten van vele verschillende dieren samengespoeld, begraven en gefossiliseerd zijn, op een overstroming als de zondvloed.

De wereld na de zondvloed was niet dezelfde als de wereld van voor de zondvloed. Iemand zou de vraag kunnen stellen: ‘Waarom hebben we de Tigris en de Eufraat nu dan nog steeds?’ Het antwoord is: ‘Om dezelfde reden dat er een Liverpool en Newcastle bestaan in Australië; en een Londen, Oxford en Cambridge in Amerika.’ Dit zijn allemaal plaatsnamen die vroeger alleen in Engeland voorkwamen. De mensen die de vloed overleefden, gaven dus namen aan de rivieren en landen die voor de zondvloed ook gebruikt werden.

Bezwaar 3: Er is geen bewijs van een wereldwijde zondvloed in de aardlagen te vinden

Welk bewijs zouden we verwachten te vinden voor een wereldomvattende natuurramp, waarbij alle dieren, vogels en mensen die niet in de ark waren zijn verdronken? Overal ter wereld, in de ene rotslaag na de andere, vinden we miljarden dode dingen die werden bedolven onder door water afgezette lagen modder en zand. Hun staat van bewaring wijst maar al te vaak op een snel proces van begraving en fossilisatie – precies wat we bij een wereldwijde vloed zouden verwachten. Er is overvloedig bewijs voor een snelle afzetting van de diverse rotslagen, zonder aanzienlijke tijdsonderbreking. Goed bewaard gebleven diersporen, rimpelsporen en zelfs regendruppelsporen getuigen van een snelle bedekking; anders was het niet mogelijk geweest dat deze bewaard bleven. Ook fossielen die in veel verschillende aardlagen voorkomen, wijzen op een snelle laagafzetting. Het gebrek aan erosie, bodemvorming en aan begraven dieren en wortels tussen de lagen, toont ook aan dat deze in een snelle opeenvolging moeten zijn afgezet. De aanzienlijke misvorming van dikke afzettingslagen (zonder tekenen van breken of smelten!) bewijst dat al de lagen nog zacht moeten zijn geweest toen ze werden gebogen.

zondvloed wereldomvattend

Het bewaard blijven van stroomribbels (links) vereist een snelle afdekking, zoals gedurende de zondvloed (vroeg-Triassisch gesteente). Het plooien van sedimentair gesteente zonder sporen van scheuren of verhitting (rechts), zoals bij ‘Eastern Beach’ in Auckland, Nieuw-Zeeland, suggereert dat de plooiing plaatsvond voordat zand en modder konden verharden tot steen. Dit klopt met snelle afzetting gedurende de zondvloed (zie de mensen op de foto voor de schaal).

Dijken (muren) en pijpen (cilinders) van zandsteen, die verbonden zijn met hetzelfde materiaal uit vele lagen eronder, tonen aan dat de lagen onderin nog zacht moeten zijn geweest en veel water hebben bevat. Dat het zandsteen door spleten naar boven kon worden geperst om op die manier dijken en pijpen te vormen, geeft opnieuw aan dat veel lagen snel zijn afgezet. Ook de wereldwijde verspreiding van veel geologische verschijnselen en rotstypes klopt met een wereldomvattende vloed. De Morrisonformatie bijvoorbeeld is een laag van sedimentaire rotsen die zich uitstrekt van Texas tot Canada. De formatie toont duidelijk de feilbaarheid aan van de nog steeds populaire aanname dat ‘het heden de sleutel is tot het verleden’. Er zijn immers vandaag op aarde geen processen waarin zulke grote oppervlaktes van sedimentaire lagen worden afgezet! De werkelijkheid is precies andersom: Gods openbaring van het verleden is de sleutel tot het begrijpen van het heden. Ook het spaarzaam voorkomen van non-conformiteiten, zoals duidelijke breuken in de afzettingslagen en lagen met verschillende hellingen, is in overeenstemming met een wereldomvattende vloed. En er is nog veel meer ander bewijsmateriaal dat daarvoor pleit9,10 Het probleem is dan ook niet het bewijsmateriaal zelf, maar het denkpatroon van degene die naar het bewijsmateriaal kijkt. Een geoloog beweerde dat hij nooit enig bewijs voor de zondvloed had gezien – totdat hij, als christen, overtuigd werd vanuit de Bijbel dat de zondvloed een wereldomvattende natuurramp moet zijn geweest. Nu ziet hij het bewijs overal. Zoals in de Bijbel staat (Rom. 1:18 e.v.), zijn mensen ‘verijdeld geworden in hun overleggingen’, nadat ze God de rug toekeerden. Er zijn mensen die geestelijk zo blind zijn dat ze ‘ziende niet zullen zien’ (Hand. 28:25-27).

Conclusie

De Bijbel leert duidelijk dat de zondvloed van een wereldwijde, allesbedekkende omvang is geweest. Redenen om te denken dat de zondvloed op een andere manier plaatshad, vinden hun oorsprong uitsluitend buiten de Bijbel. Als we het raamwerk gebruiken dat de Bijbel levert, ontdekken we dat het tastbare bewijs van de rotsen en fossielen precies past in het plaatje dat de Bijbel geeft.11 Tot slot nog dit: als we de werkelijkheid van Gods oordeel door de zondvloed in het verleden beseffen, zou ons dat moeten waarschuwen voor het komende oordeel – het oordeel door vuur – en ons moeten oproepen om bereid te zijn (2 Petr. 3:3-13). Degenen die niet in Christus zijn (die niet in Hem geloven en Hem niet gehoorzaam zijn), zullen het leven niet zien, en de toorn van God ondergaan (Joh. 3:36).

 

Hoe bestaat het?

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit het boek: Batten, D., & Mediagroep In Genesis. (2009). Hoe bestaat het! 60 vragen over schepping, evolutie en de Bijbel (3de editie). De Banier.

Het betreft hoofdstuk 10, subhoofdstuk ‘Was de zondvloed wereldomvattend?’, pagina 181-192.

Dit boek is tevens te koop in onze webshop: https://webshop.logos.nl/winkel/doelgroep/bovenbouw-middelbare-school/hoe-bestaat-het/

Voetnoten

  1. Zie hoofdstuk 13 van dit boek.
  2. Bij de top van de Mount Everest liggen zeefossielen in de grond. Er is genoeg water in de oceanen om, als alle oppervlakteverschillen op de aarde, inclusief de oceaanbodems, zouden worden afgevlakt, de hele aarde te bedekken met een waterlaag van 2,7 kilometer diep. Dit is niet genoeg om bergen zo hoog als de Mount Everest nu is te bedekken, maar het toont wel aan dat de bergen voor de zondvloed behoorlijk hoog geweest kunnen zijn en toch door het water werden bedekt. Zie voor een uitgebreidere bespreking hoofdstuk 11 van dit boek.
  3. J.G. Frazer, Folk-lore in the Old Testament: studies in comparative religion, Vol. 1, Londen, 1918, p. 105-361.
  4. Sommige bijbelvertalingen, zoals de New International Version, vertalen ‘alle vlees’ in Genesis 6:13 op een verkeerde manier, namelijk als ‘alle mensen’. Dit is beslist niet de betekenis van ‘alle vlees’, zoals duidelijk gemaakt wordt door het gebruik in Genesis 7:21. De NIV vertaalt ‘alle vlees’ daar correct met ‘elk levend ding’.
  5. H.C. Leupold, Exposition of Genesis Vol. 1, Grand Rapids, 1942, p. 301-302.
  6. H.C. Leupold, Exposition of Genesis Vol. 1, Grand Rapids, 1942, p. 301-302.
  7. Bijvoorbeeld D.A. Young, Creation and the Flood: an alternative to Flood geology and theistic evolution, Grand Rapids, 1977, p. 210. Jammer genoeg is dr. Young, sinds hij dit boek geschreven heeft, steeds meer gaan afwijken richting het theïstisch evolutionisme. Hij laat de bijbelse boodschap verwateren door ‘progressieve creationistische’ inzichten te verdedigen.
  8. De Gihon-bron uit 1 Koningen 1:33,38,45 en 2 Kronieken 32:30 en 33:14 heeft duidelijk niets te maken met de huidige Tigris en Eufraat, noch met de in Genesis beschreven rivieren in het paradijs.
  9. J.D. Morris, The Young Earth, Colorado Springs, 1994.
  10. S. Austin (red.), Grand Canyon: Monument to Catastrophe, Santee, 1994.
  11. Voor meer vragen over de zondvloed, zie hoofdstuk 11-15.

Abonneer je op onze maandelijkse nieuwsbrief!