Was Methusalem een “verdorven” mens?

by | apr 3, 2020 | Antwoorden voor sceptici, Onderwijs, Vraag-en-antwoord

Deze week verscheen op de website van Logos Instituut het artikel Was Methusalem een slechts mens die omkwam tijdens de zondvloed?1 Daarin schreef ik een respons op de reactie van een scepticus op een eerder artikel: “Het ‘enige’ probleem is dat Methusalem in het jaar van de zondvloed overleed, en dus een slecht mens was.”

Intussen is hier door deze persoon op gereageerd. De gevolgtrekking die ik maakte uit bovenstaand commentaar zou onjuist zijn, omdat het niet zozeer ging om het sterven van Methusalem vanwege de zondvloed, maar om het feit dat hij stief in het jaar van de zondvloed – zonder dat dit bedoeld was als gevolg van de zondvloed: “Er staat trouwens een fout in artikel: Ik heb niet beweert [sic] dat Methusalem omkwam door de zondvloed, maar dat hij slecht was. (bijbels gezien)”

Allereerst dank voor deze verheldering. Dit lijkt op het eerste gezicht misschien een nuanceverschil, maar in mijn vorige artikel beargumenteerde ik dat het sterven van Methusalem door de zondvloed niet aantoonbaar is op basis van de Bijbelse gegevens, en dat derhalve de conclusie dat hij een ‘slecht’ mens was niet getrokken kan worden. Ligt de situatie anders wanneer deze conclusie wél wordt getrokken op basis van het feit dat Methusalem stierf in het jaar van de zondvloed, rekenend met de chronogenealogieën uit Genesis 5 en 11 op basis van de Masoretische tekst? Niet echt, aangezien het om hetzelfde punt gaat: Methusalem behoorde volgens deze argumentatie tot de “verdorven” mensen die in Genesis 6:12 genoemd worden, en was dus “slecht (Bijbels gezien)”.

Zoals eerder betoogd,2 zijn er aanwijzingen dat Methusalem een ‘rechtschapen’ mens was. Bovendien staat nergens dat Noach de enige rechtschapen mens was. Niettemin zijn er teksten zijn die deze indruk wekken, zoals Genesis 6 vers 12: “Toen zag God de aarde, en ziet, zij was verdorven; want al het vlees had zijn weg verdorven op de aarde.” Hieruit leidt de scepticus het volgende af: “Al het vlees (alle mensen) Alle mensen leefden een verderfelijk leven en Methusalem was een mens. (…) Logos Instituut, Ik vraag mij af waarom niet ingegaan wordt op de tekst: “Toen zag God de aarde, en zie, zij was verdorven; want alle vlees had een verdorven levenswandel (Gen 6:12 HSV) ofwel; wat verstaan jullie onder “alle vlees” ? Als ‘alle vlees” betekent ‘alle mensen’ én Methusalem was een mens, wat kan dan de conclusie zijn?”

Goede vraag, want de conclusie is niet zo eenvoudig als hier wordt gesuggereerd. Wanneer we deze logica volgen, zou dat namelijk inhouden dat ook Noach een verderfelijk leven leidde. Noach was ook een mens, tenslotte. Alleen: van Noach lezen we duidelijk dat hij ‘rechtschapen was’ en dat God hem apart zette en een opdracht gaf. Houdt dit dan in dat alleen Noach niet tot “alle vlees” gerekend kan worden?

Allereerst: wat kan er worden verstaan onder “alle vlees”? Worden hier letterlijk alle mensen bedoeld, niet één individu uitgezonderd? Alleen al uit het feit dat Noach ook een mens was, kunnen we afleiden dat dit niet het geval kan zijn. Sterker nog, Noach had een vrouw en drie zonen, die ook nog eens getrouwd waren. Deze mensen werden allen behouden (Genesis 6:18). Het strookt niet met de vertelling dat Noachs gezin “verderfelijk” was. We kunnen de uitdrukking “alle vlees” dus kennelijk niet zonder uitzonderingen zien.

En wat denken van bijvoorbeeld Lamech, de zoon van Methusalem en de vader van Noach (niet te verwarren met de Lamech uit Genesis 4)? Hij werd 777 jaar oud en stierf – op basis van dezelfde berekeningen als gemaakt aangaande Methusalem – vijf jaar voor de zondvloed.3 Tussen de aankondiging van de zondvloed en de komst ervan zat nog geruime tijd; volgens veel uitleggers een periode van 120 jaar. Dat betekent dat ook Lamech nog leefde ten tijde van Genesis 6:12. Was hij ‘dus’ ook een “verderfelijk” mens? In Genesis 5:29 lezen we: “En hij noemde zijn naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over ons werk en over de smart onzer handen, vanwege het aardrijk, dat de HEERE vervloekt heeft.” Dit wekt op zijn minst de indruk dat Lamech geen deel had aan de “boosheid des mensen”.4

De genoemde 120 jaar worden door veel uitleggers wel beschouwd als ‘genadetijd’: God gaf Noach zolang om als ‘prediker der gerechtigheid’ (2 Petrus 2:5) de mensen te bewegen zich te bekeren. Gegeven de wel gesuggereerde ‘profetische’ naamgeving van Methusalem die in het vorige artikel genoemd werd, zou het kunnen dat God geduld had tot deze als laatst overgebleven ‘rechtvaardige’ naast Noach en de zijnen de laatste adem uitblies. We moeten echter voorzichtig zijn te veel eigen invulling te geven. Het zijn overwegingen op basis van de context, niet op basis van directe aanwijzingen. Het kan, maar het staat niet vast.

Concluderend kunnen we voorzichtig stellen dat er, zoals in het vorige artikel over Methusalem en de zondvloed aangegeven, aanwijzingen zijn dat Noach niet letterlijk de enige ‘rechtvaardige’ mens was. Het is mogelijk dat Methusalem, en ook Lamech, als zodanig beschouwd kunnen worden. Dit valt echter niet vast te stellen, dus hierin moeten we niet dogmatisch zijn. Wat wél vaststaat, is dat Noach en zijn gezin leefden toen “al het vlees” in Genesis 6:12 “zijn weg verdorven” had “op aarde”. Wat betreft Methusalem kunnen we slechts redeneren op basis van de context. Stellen dat hij een “slecht mens” was omdat hij in het jaar van de zondvloed stierf is, gegeven al het bovenstaande en hetgeen ik in het vorige artikel al betoogde, nog steeds een non sequitur.

Los hiervan, is er de vraag waarom dit een ‘probleem’ zou zijn, zoals de scepticus stelt. Een probleem voor wie, en waarom? Zelfs áls Methusalem inderdaad een ‘slecht’ mens was, deel uitmaakte van “alle vlees” dat “verdorven” was, wat dan nog? Het zou in het geheel niets afdoen aan wat de Bijbel ons vertelt over de zondvloed, over Noach, of over wat dan ook. Als de aanwijzingen voor een ‘rechtschapen’ Methusalem niet zwaarwegend zouden zijn of zelfs zouden ontbreken, zou er vermoedelijk niet eens gerept zijn van dit vermeende ‘probleem’, hetgeen suggereert dat hier simpelweg gehint wordt naar een ‘zichzelf tegenspreken’ van de Bijbel: “alle vlees is verderfelijk terwijl er nog een ‘rechtschapene’ rondliep”? Het is invulling, maar meer valt er eigenlijk niet van te maken. Van dit vermeende ‘probleem’ zou dan hoe dan ook slechts sprake zijn op basis van een drogredenering. En aangezien er niets vaststaat omtrent de gemoedstoestand van Methusalem ten tijde van de zondvloed, is er feitelijk helemaal geen ‘probleem’.

Literatuur

  •  De Bijbel, Genesis

Zie hier voor het vorige artikel over dit onderwerp.

Voetnoten

  1. https://logos.nl/was-methusalem-een-slecht-mens-die-omkwam-tijdens-de-zondvloed/.
  2. https://logos.nl/was-methusalem-een-slecht-mens-die-omkwam-tijdens-de-zondvloed/.
  3. https://en.wikipedia.org/wiki/Lamech_(father_of_Noah).
  4. Genesis 6:5

Abonneer je op onze maandelijkse nieuwsbrief!