Wat als het waar is?

by | dec 8, 2017 | Nieuws, Onderwijs, Opinie

Geachte prof. Van den Brink,

Ik heb uw boek gelezen. Eerlijk: ik heb niet iedere alinea doorgespit. Veel kwam mij bekend voor. In feite hebt u wat mij betreft niets nieuws te berde gebracht. In de loop der tijden heb ik vele geschriften verslonden, diverse congressen en voordrachten bezocht, gediscussieerd met voor- en tegenstanders, zelf gepresenteerd en gediscussieerd. Gesproken en gedisputeerd met filosofen, theologen en enkele natuurwetenschappers. Ik heb mij bekwaamd in wis- en natuurkunde en heb doorgaand contact met enkelen van hen. En dit naast mijn (toentertijd) veel aandacht vragende werkkring (intussen gepensioneerd met meer tijd). Maar ik wilde weten wat er aan de hand was. Daar ben ik intussen al een hele tijd achter, en ik word er niet vrolijk van. Dat nu ook aan de rechterkant van de gereformeerde gezindte deze zaken beginnen binnen te dringen, verontrust mij echt. Ik heb daar verschillende vrienden. En ik vind de reacties vanuit die kringen beneden de maat. Veel te vriendelijk. Hoe gewapend zijn wij eigenlijk tegen het ongeloof? Theologen pakken elkaar met fluwelen handschoentjes aan. Alsof zij niet echt begrijpen wat er op het spel staat. Nu naar uw boek.

Uw boek

Vooraf: ik ben dus geen getitelde academicus. In uw boek komen talloze schrijvers en hun geschriften voor waartegen u zich afgrenst of waarmee u instemt, geheel of gedeeltelijk. Dat moge voor geïnteresseerde theologen en andere academici interessant zijn, voor mijn doel echter vormen zij in hoofdzaak slechts ballast. Daar zal ik dus niet op ingaan.

Goed, u stelt de vraag: Wat als het waar is? Nu kun je die vraag bij elke theorie of opvatting stellen. Maar in het geval van de evolutietheorie past die eigenlijk niet. Die is de fase van hypothese echt nooit te boven gekomen en zal dat ook niet doen, omdat er geen enkele mogelijkheid is om die te verifiëren. Ik bedoel dan wat men noemt ‘macro-evolutie’, dat is echt evolutie: ontwikkeling van de ene hoofdsoort vanuit de andere (bijv. vogels uit reptielen). Wat men noemt ‘micro-evolutie’ is geen evolutie maar variatie op een gemeenschappelijk thema. We hebben voor ‘macro-evolutie’ slechts ‘circumstantial evidence’, en die is volgens Sherlock Holmes zo wankel, dat een iets ander standpunt je hele kijk kan omdraaien. Eerder past gefundeerde bestrijding, zeker als je op Bijbelse grondslag staat.

Eigenlijk geeft u zelf al het antwoord in uw boek in hst. 2, p. 76. Ik citeer: “Naarmate de theologische betekenis van de natuur en van het onderzoek daarnaar juist hoger aangeslagen wordt, zal men de evolutietheorie in haar verschillende lagen al gauw serieuzer moeten nemen. Inderdaad zullen we bij die laatste optie uitkomen”. Eigenlijk, als ik realist ben, zou ik nu het boek dicht kunnen klappen. U hebt eigenlijk al gekozen. Maar ik geef niet gemakkelijk op als er zoveel op het spel staat.

Grondslag

U beoordeelt een fenomeen (de evolutietheorie), zonder naar de oorsprong te vragen, de wortel waarop deze theorie is opgetrokken. Dat is het gevallen menselijk denken (zie Descartes), en de vruchten ervan zijn niet bedoeld tot eer van God, maar tot zijn onttroning, tot het terzijde stellen van Gods openbaring (“we have to get rid of the Mosaic account”, Lyell in een brief aan een vriend); dat was vanaf het begin het nagestreefde doel: in de plaats van de Bijbel komt een door de mens bedachte oorsprongstheorie. Daarvoor waren ook de miljoenen/miljarden jaren nodig.

Duidelijk komt de bedoeling van de evolutietheorie uit in de woorden van de bioloog Richard Lewontin, hij zegt daar o.a. het volgende over: “Het is niet zo dat de wetenschappelijke methoden en instellingen ons op de een of andere manier dwingen om een materiële verklaring te vinden. Het is juist omdat we onszelf vooraf dwingen om materiële oorzaken te vinden, om zo een onderzoeksmethode en een verzameling concepten te creëren die materiële verklaringen geven. Onafhankelijk van hoe contra-intuïtief deze zijn en onafhankelijk van hoe verwarrend [want: inconsistent] deze zijn voor de niet-ingewijden. Bovendien is dat materialisme een absoluut aspect, we kunnen geen Goddelijke Voet tussen de deur toestaan” (uit: Billions and billions of demons, 1997). Het gaat dus helemaal niet meer om inzicht in en verklaring van de werkelijkheid, nee, het gaat hier uitsluitend om denkmethoden die God buiten de deur moeten houden.

Accommodaties

Dat is dus de giftige wortel. Verwacht u dat daaruit vruchten zullen groeien tot eer van God? Waar is de opdracht tot waakzaamheid, tot het bewaren van Christus’ kudde bij de waarheid? Het verbaast mij telkens weer hoe de theologische wereld vanuit de universiteiten door de knieën is gegaan voor deze met veel manipulatie erdoor gedrukte opvatting. Lyell zei tegen een vriend dat, als je het handig aanpakte, je 50 jaar strijd (tegen de toch al door het ‘moderne’ denken aangetaste Anglicaanse kerk) zou kunnen overslaan. En dat is gelukt! Ik lees op https://logos.nl regelmatig reacties van vaak christelijke evolutionisten en zie de treurige kwaliteit van hun verweer: geen besef van de antichristelijke uitgangspunten. Maar de ‘wetenschap’ is boven alle kritiek verheven.

En wat deden de theologen? Ze verzonnen de ene na de andere aanpassing aan de Bijbeltekst om de zogenaamde zekerheden van de evolutietheorie te accommoderen, zoals de gap-theorie, de day-age theorie, de ‘tranquil flood’ theorie, het oprekken van de genealogieën in Genesis, en tal van andere pogingen om de Bijbel te ‘redden’. Maar kritiek op de giftige wortel was opmerkelijk afwezig. De theologen schoven mee, en nu hebben we dan de laatste truc uit de trukendoos: het zgn. ‘theïstisch evolutionisme’.

Naturalisme vs. Bijbelse opvattingen

Uw kijk op de natuurwetenschap volgt het zgn. ‘methodisch naturalisme’, dat niets weten wil van enige bron buiten het menselijk denken. Maar als christenen (creationisten) hebben wij een andere grondslag voor wetenschap dan dat naturalisme, en dus ook een ander denkkader van waaruit we dezelfde wetenschap bedrijven en daarom tot heel andere uitkomsten komen.

Ook de Bijbelse openbaring is ‘input’ in ons denken: de schepping, het paradijs, de zondeval, de wereldwijde vloed, alle volken hebben daar herinneringen aan, vertelden en vertellen er nog steeds over, en ook over de spraakverwarring bij de bouw van de toren in Babel. De Chinese Miau(tso) kennen uit mondelinge overlevering(!) de verhalen over Adam, het paradijs, de zondeval, de vloed, de namen van Noach (en zijn vrouw!) en de namen van zijn drie zonen en enkele van hun kinderen. Zelf zeggen zij af te stammen van Jafets zoon Gomer. Hoe verklaar je dat vanuit de evolutietheorie? Kwam dat allemaal door christelijke missionarissen (de standaard verklaring)? Of is er meer aan de hand? De Bijbel geeft ons onmisbare informatie. Laten we blij zijn met de Bijbel, die ons een begrip geeft van de ouderdom van mens en wereld en een besef van tijd en historie. Is het niet tekenend dat er rond 3000 v.C. plotseling op verschillende plaatsen volwassen culturen blijken te zijn (Egypte, Mesopotamië, Induscultuur)? Daarvóór is er geen geschiedenis, geen cultuur. Voor een christen ligt dat voor de hand, omdat juist vóór die tijd (LXX) de zondvloed plaatsvond, die alles verpulverde. Oude volken (Britse Kelten, Angelsaksen) geven in hun koningsgenealogieën hun afstammingslijn aan tot Jafet, evt. tot Noach, en duiden belangrijke perioden als schepping–>zondvloed, en schepping–>begin jaartelling aan met jaren die overeenkomen met die in de LXX. Verderop leest u over het onderzoek van vader en zoon Wiseman. Ik zie de evolutietheorie als niet meer dan een magistrale poging om God te onttronen en de Bijbel verdacht te maken. Prof. Thompson schreef in zijn voorwoord voor de uitgave van Darwins ‘On the Origin of Species’ van 1956: “Het succes van het Darwinisme ging gelijk op met afname van wetenschappelijke integriteit”. Dat werd gevreesd door de 19e eeuwse wetenschappers en het is ook gebeurd.

Wiseman

Vader P.J. Wiseman bestudeerde tussen de wereldoorlogen vele kleitabletten in Mesopotamië en schreef over zijn bevindingen betreffende het boek Genesis: New Discoveries in Babylonie about Genesis, 1936. Vertaald in het Nederlands als Ontdekkingen over Genesis, 1960, bij mij als Word document te bekomen. Zijn zoon, vak-archeoloog Donald J. Wiseman gaf zijn vaders boek opnieuw en ongewijzigd uit in 1985, met enkele aanvullingen, onder de naam: Ancient records and the structure of Genesis. De theologische wereld negeert het, of wijst het in enkele gevallen af op grond van de eigen onhoudbare theorieën. Maar het is een krachtige ondersteuning voor hen die de Bijbelse waarheid rechtop willen houden, en erg voor de hand liggend. Zie mijn webartikel https://kiel0.home.xs4all.nl/ontstaan_van_genesis.htm.

Richard Milton, Michael Denton

Ook buiten de christelijke wereld is er grondige kritiek op de evolutietheorie. Een Engelse publicist, Richard Milton (geen christen), die de waarheid van de evolutietheorie onderzocht, omdat hij zijn dochter, die naar de middelbare school zou gaan, niet met leugens wilde opzadelen, schreef in zijn boek The facts of life, shattering the myths of Darwinism (1992), p 42: “Het is belangrijk om hier te vermelden dat het de absolute noodzaak voor een grote ouderdom was, die het catastrofisme onttroonde, niet enige nieuwe wetenschappelijke ontdekking of waarneming; het was een andere manier om naar de dingen kijken, niet een nieuw stuk kennis of inzicht.” Duidelijk genoeg, lijkt mij. Maar Milton is frontaal aangevallen. Dawkins schreef over hem: “He is a harmless fruitcake, in need of psychiatric help”. Niet direct de taal van een groot wetenschapper, maar meer van een onevenwichtige religieuze fanaat. En Michael Denton (Evolution, a theory in crisis, 1985) vond in zijn microbiologisch onderzoek toenemende bewijzen voor een polyfyletisch ontstaan (afzonderlijke stammen en niet één gemeenschappelijke voorouder), al bleef hij denken vanuit een evolutionistisch kader zoals u op pagina 67 en 68 zegt. Maar hij is geboycot en brodeloos gemaakt.

Evolutietheorie verklaart alles(?)

Een geharnast aanhanger van deze theorie (ik meen Ernst Mayr), beweerde trots dat de theorie kamerbreed en veelvuldig bevestigd is. Er is letterlijk niets dat niet door de evolutietheorie kan worden verklaard. Dat lijkt inderdaad zo voor de oppervlakkige beschouwer. Maar het is niet een bewijs van juistheid. Het niet falsificeerbaar zijn van een theorie is volgens Karl Popper juist een bewijs van zijn ondeugdelijkheid. Voorbeeld: vlinders met uitbundige kleuren hebben een evolutionair voordeel: zij trekken meer en betere vrouwtjes aan. Maar hoe zit het dan met de zichtbaarheid voor predators? Maar ook: vlinders met onopvallend uiterlijk hebben eveneens een evolutionair voordeel: zij zijn minder zichtbaar voor predators. Maar moeten zij dan geen vrouwtjes aantrekken? Elke denkbare waarneming is in de evolutietheorie in te passen. Logica is niet een sterke troef van evolutionisten. Wetenschapstheoretisch is het een zwakke positie. Indien gewenst zoek ik nog wel enkele andere voorbeelden op. Heb momenteel niet de tijd daarvoor.

De zondvloed

Eén onderwerp is er, dat ik nog de revue wil laten passeren, nl. de zondvloed. Deze speelde een belangrijke rol in de discussies (1750-1800), en komt ook vandaag nog regelmatig aan de orde.

  • Toen er eenmaal serieus naar de aardlagen en fossielen werd gekeken, werden die in eerste instantie allemaal aan de vloed toegeschreven. Dat bleek onhoudbaar om diverse redenen.
  • Vervolgens kwam een indeling in gebruik die een vierdeling zag in de geologische kolom: 1. Het Primair (Precambrium) met afzettingen van vóór de vloed / 2. De Transitielagen, (Paleozoïcum tot in het Carboon), als vloedafzettingen / 3. Het Secundair (valt vanaf Carboon samen met Mesozoïcum), 4. Het Tertiair (het huidige Kenozoïcum). Beide laatste afzettingen na de vloed.
  • Een uitzonderingspositie, maar goed gefundeerd, neemt Barry Setterfield in. Die ziet het Precambrium o.a. als zondvloedafzettingen en het Paleozoïcum wel als direct gevolg van de vloed maar afgezet over een langere periode daarna. Persoonlijk kan ik me daar goed in vinden.
  • Zowel Meso- als Kenozoïcum worden ingeleid door een grote kosmische catastrofe.
  • De 19e-eeuwse geologen die in die lijn nog op Bijbelse grondslag werkten, werden door Lyell en de zijnen smalend physio-theologians genoemd, theologen die ook nog een beetje in de natuurkunde liefhebberden.
  • De Amerikaan George McCready Price, zelf geen geoloog, schreef een boek over geologie waarin hij de hele geologische kolom toeschreef aan de zondvloed. Later volgden Whitcomb en Morris (theoloog en hydroloog) hem hierin in 1961 met hun boek The Genesis Flood, dat veel stof deed opwaaien; veel instemming, maar ook veel terechte kritiek door Europese creationisten.
  • Na de Tweede Wereldoorlog werd de indeling in vier groepen, die eind 18e eeuw in gebruik kwam, door de Europese creationisten geadopteerd, met dien verstande dat zij de grens tussen Paleo- en Mesozoïcum leggen overeenkomstig de huidige gewoonte. Alleen het Paleozoïcum zijn volgens hen zondvloed-afzettingen.
  • In de LXX (Septuagint) komt de vloed in 2256/62, in de Brits-Keltische en Angelsaksische kronieken in 2242 Anno Mundi, en bij de laatsten is de tijd tussen schepping en lijden van Christus 5228 jaren (LXX 5202). Opmerkelijke correlaties! Zou je dan de Bijbel toch ‘gewoon’ kunnen lezen?

Naar aanleiding van een uitgebreide documentaire studie naar Bijbelse teksten tot ongeveer 300 v.C. – o.a. in de Dode Zee-rollen (Internet-kopieën en vertalingen) – in verband met genealogische en chronologische gegevens, die ik samen met een bevriende academicus doe, stel ik dat de genealogieën in de Masoretische tekst (MT) van jongere datum zijn en minder betrouwbaar dan die in de LXX (Alexandrinus), die gebaseerd is op een vroegere Hebreeuwse tekst. Blijkbaar bedienden ook Jezus en de apostelen zich van de LXX bij citaten uit het OT. De vroege kerk, de meeste kerkvaders in de eerste drie eeuwen, en diverse Oosterse kerken gebruikten haar en gebruiken haar nog steeds als het gezaghebbende Woord van God. We proberen voor dit onderzoek publicatie in een Amerikaans tijdschrift te krijgen. Mijn voorkeur voor de LXX is goed verankerd in de geschiedenis; ook in theologische kringen begint de LXX kennelijk weer waardering te vinden.

En er is veel meer te melden, maar als het u echt interesseert, vindt u die informatie wel. Ik schat dat die echte interesse nogal heeft ontbroken. Op het gebied van geologie, archeologie, (micro)biologie, natuurkunde en kosmologie is veel onderzoek gedaan en ook gepubliceerd. Maar voor velen, waaronder ook de christelijke kranten is dat kennelijk geen nieuws. Jammer!

Dus als u overweegt of er voor de evolutietheorie een plaats in te ruimen is in de Bijbeluitleg, dan betreur ik dat uiteraard zeer. Die hele operatie die leidde naar Darwins werk en zijn nasleep, is immers overduidelijk opgezet met de uitgesproken bedoeling om de Bijbel, en vooral God, buitenspel te zetten en irrelevant te verklaren. Maar de feiten maken dat niet nodig, integendeel. Het is een doodlopende weg, die nog velen van God en Zijn Woord zal vervreemden. Deze capitulatie is overbodig en schadelijk. De Bijbel heeft als boek van de geschiedenis en de kosmos (Schaeffer) alle troeven in handen. Wat ben ik blij dat ik me aan de slavernij van dat ‘moderne’ denken heb kunnen ontworstelen. En ik laat me geen nieuw slavenjuk meer opleggen (Gal. 5:1).

Mijn slotwoord na dit alles is een oproep: Professor Van den Brink, keer u met kracht en gefundeerd tégen de evolutietheorie, maak u los van zijn betovering in plaats van te overwegen wat er allemaal mogelijk/onmogelijk is, indien deze waar zou zijn. Als u dat doet, hebt de feiten aan uw zijde.

Met beste wensen en vriendelijke groet,

Rinus Kiel