Wetenschapsbijbel – Oerknal en astronomie

by | dec 9, 2022 | Astronomie & Kosmologie, Opinie, Recensie, Theologie

Onderstaande artikel is een reactie van ir. Bart van den Dikkenberg (wetenschapsjournalist bij het Reformatorisch Dagblad) op de recent verschenen Wetenschapsbijbel. Een NBV21 Bijbel met 300 bijdragen over geloof, cultuur en wetenschap. Meer hierover leest u hier. De reactie van ir. Bart van den Dikkenberg gaat in op de bijlages ‘Oerknal’ en ‘Astronomie en Astrologie’ in de Wetenschapsbijbel. Een algemene recensie en reacties van andere deskundigen vind u hier

wetenschapsbijbel oerknal
Wetenschapsbijbel en de oerknal

Aan de oerknal wijdt de wetenschapsbijbel verschillende passages. Ze laten de argeloze lezer al gauw geloven dat de oerknal als vaststaand wetenschappelijk gegeven en als wetenschappelijke waarheid wordt aangenomen. Helaas geven de scribenten zich geen rekenschap van de problemen waarvoor dit oerknalmodel astronomen stelt. De onderliggende filosofische vooronderstellingen die aan deze hypothese ten grondslag liggen, komen ook niet ter sprake. De theologische nog minder.

Hoezeer het zuur van het oerknalmodel de wetenschapsbijbel doortrekt, blijkt uit het aantal topics waarin de oerknal instemmend wordt aangehaald.

Onder het kopje ‘Scheppingsdagen’ haalt scribent Koert van Bekkum, hoogleraar aan de evangelische theologische faculteit in Leuven de Nijmeegse astronoom Heino Falke aan. ‘Recent zei Heino Falke, een van de astrofysicus hij die in 2020 als eersten een foto maakten van een zwart gat, dat Gods woorden ‘Laat er licht zijn’ (Gen. 1:3) en wat er op volgt voor hem als gelovige wetenschapper uitdrukken welk wonder zich bij het begin van de kosmos in de oerknal heeft voltrokken.’

Algemeen aanvaard oerknalmodel

Falke beschrijft de oerknal zelf in het topic ‘Oerknal’ als volgt: ‘Interessant is dat in de Bijbel ook uitgegaan wordt van een heelal dat een begin heeft (Gen. 1:1; Job 38-39; Ps. 121:2; Jes. 40:26; 42:5 enzovoort). Sommige kosmologen deed het oerknalmodel dan ook teveel aan de Bijbel denken! Toch heeft het model zich doorgezet in het onderzoek. (…) Inmiddels hebben verschillende satellietmissies deze kosmische achtergrondstraling met grote nauwkeurigheid gemeten en bevestigd. Dit resulteerde in een wetenschappelijk algemeen aanvaard model: het heelal, alle energie, onze ruimte en tijd, zijn er rond 13,8 miljard jaar geleden uit één punt in de ruimtetijd ontstaan.’ In het topic ‘Astronomie en astrologie’ refereert de hoogleraar er nog een keer aan.

Voor Falke zijn de immense afstanden in het heelal het belangrijkste argument om in een oud heelal te geloven. ‘De sterrenstelsels die we tegenwoordig zien, zijn miljoenen en miljarden lichtjaren ver weg, wat betekent dat je ook altijd zo ver in het verleden kijkt, omdat het licht zo lang onderweg is.’

Het topic ‘Beargumenteren dat God bestaat: kan dat?’, geschreven door filosoof Emanuel Rutten, gebruikt het oerknalmodel als bewijs dat de kosmos een absoluut begin heeft gehad.

Waar het met de schepping heengaat beschrijft Gijsbert van den Brink in het topic ‘De toekomst van de kosmos’. Vanuit het oerknalmodel beschrijft de Amsterdamse hoogleraar hoe de standaardkosmologie het voor zich ziet, namelijk als big crunchs (hittedood) en big freeze (koudedood). Tegelijk verwijst hij naar het Bijbelse eindtijdscenario: ‘God werkt niet naar de totale vernietiging toe, maar naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; een nieuwe schepping waar gerechtigheid woont en waar geen pijn meer zal zijn.”

Problemen met de oerknal

Probleemloos is de oerknaltheorie niet. Om enige berekeningen te kunnen uitvoeren aan de oerknal, moeten kosmologen tal van aannames doen over de realiteit zoals over de begintoestand van ruimte, tijd, materie en energie. Geen van deze aannames kan op een of andere wetenschappelijke wijze aannemelijk worden gemaakt. Dat is geen wetenschap, maar speculatie.

De forse wetenschappelijke problemen met de oerknal zijn her en der op het internet beschreven. Voor de volledigheid volgt hier een opsomming. Want wat is bijvoorbeeld de singulariteit, het ene punt, waarmee de oerknal 13,7 miljard jaar geleden zou zijn begonnen? Ook de egaal verdeelde kosmische achtergrondstraling is een mysterie; dit wordt het horizonprobleem van de oerknalkosmologie genoemd.

De uniforme dichtheid van het heelal wijst erop dat heelal ‘vlak’ zou zijn, volgens de algemene relativiteitstheorie van Einstein. De uitdijingssnelheid voor een vlak heelal is bijna nul. Dit is het vlakheidsprobleem van de oerknalkosmologie.

Met de inflatietheorie proberen kosmologen het horizonprobleem en het vlakheidsprobleem op te lossen. Maar dat lukt om twee redenen niet: het fysieke mechanisme achter kosmische inflatie is onbekend. Waarom begon het? Waarom eindigde het? En waarom komt het niet terug? Niemand die het weet. Er bestaat bovendien geen enkel bewijs voor kosmische inflatie. Dat maakt de oerknal een vorm van seculiere magie. De theorie is niet gebaseerd op natuurkunde, maar is een poging om een hoeveelheid waarnemingen te verklaren met behulp van een wiskundige truc.

In het zich snel uitdijende universum tijdens de inflatieperiode zouden de gassen theoretisch gelijkmatig over het heelal verdeeld moeten zijn. Ze kunnen niet spontaan condenseren in de structuren die we vandaag de dag kennen als sterren en sterrenstelsels. Toch bestaan er sterren en planeten.

Daarnaast voorspelt het gangbare model veel meer materie dan in het heelal wordt waargenomen; zo’n 5 procent van de verwachte materie is bekend. Die zit bijvoorbeeld in sterrenstelsels, sterren, planeten en mensen. De rest is onzichtbare ‘donkere materie’ (27 procent) en ‘donkere energie’ (68 procent). De zoektocht naar deze ontbrekende materie en energie gaat nog altijd door.

Een ander probleem in de oerknalkosmologie is het baryonasymmetrieprobleem: de oerknal had evenveel materie als antimaterie moeten voortbrengen om een neutraal heelal te verkrijgen. Dit is echter niet het geval.

Behalve allerlei andere problemen voor de oerknalkosmologie, zoals galactische magnetische velden, planetaire magnetische velden, O-type sterren, enzovoort, noemen we alleen nog het spiraal opwindingsprobleem. In een heelal van miljarden jaren oud zouden de spiraalarmen allang zijn verdwenen. Ook geeft nieuw onderzoek geregeld reuring in de oerknalkosmologie.

In feite is de oerknalkosmologie dan ook geen natuurwetenschap in de strikte zin van het woord. Het is historische wetenschap. Bij wetenschap draait alles om herhaalbare experimenten; en dat geldt niet voor de kosmologie. Het doel is daarvan is om de geschiedenis van het universum te reconstrueren.

Bij de oerknaltheorie zijn behalve wetenschappelijke ook heel wat filosofische vragen te stellen. Zoals: Waarom ontstond de oerknal? Wie of wat veroorzaakte de oerknal? Hoe is die singulariteit (met oneindige dichtheid, druk en temperatuur) ontstaan? Wat was er voor de oerknal? Het antwoord op elk van deze vragen is gebaseerd op een bepaalde levensovertuiging.

Schepping uit het niets

Methodologisch naturalistisch gezien is creatio ex nihilo, schepping uit niets, onvoorstelbaar. Er moet een bepaalde bovennatuurlijke kracht, buiten ruimte en tijd verantwoordelijk zijn geweest voor de oerknal; of de oerknal is toevallige gebeurtenis geweest zonder oorzaak. Meer smaken zijn er niet.

De oerknaltheorie beschrijft eigenlijk een vorm van zelfschepping, een universum dat tot bestaan ontplofte. En dat is filosofische nonsens. Als iets zichzelf schept, is het zowel zijn eigen oorzaak als zijn eigen gevolg; dan moet het er geweest zijn voordat het er was. Het is niet alleen slechte theologie, maar ook slechte wetenschap om zelfschepping onder welke naam ook te verdedigen.

Dat theïstisch evolutionisten bij de start van de oerknal God als Schepper introduceren, is niet wetenschappelijk, want het is niet methodologisch naturalistisch. Ook theologisch rammelt dat standpunt aan alle kanten. Het ijkpunt van de theologie is immers Gods Woord, en de Bijbel beschrijft nergens een oerknal die 13,8 miljard jaar geleden zou hebben plaatsgehad.

De toekomst van de kosmos stelt theïstisch evolutionisten ook voor een probleem, blijkt uit de beschrijving van het eschaton door Gijsbert van den Brink. Hij beschrijft het eschatologisch perspectief als een halfslachtige mix van naturalistisch wetenschap (de oerknalkosmologie) en theologie (de Bijbelse toekomstverwachting); een eigenaardige synthese van twee wereldbeelden.

God als Schepper

Wat me persoonlijk aangrijpt, is het gemis van de rol van God als Schepper in dit oerknalgebeuren. De wetenschapsbijbel is immers wel een Bijbel; maar die rept met geen woord over Gods betrokkenheid op de oerknal. Wát God doet, blijft volstrekt onderbelicht. Hóé Hij het doet, zou de wetenschap ‘moeten verklaren. Maar de hedendaagse astronomie en kosmologie gaan uit van het (methodologisch) naturalisme: alles moet worden verklaard vanuit materie, tijd en natuurlijke processen. Daarin speelt God geen enkele rol. En toch worden we volgens Falke tot verwondering opgeroepen ‘door de grootsheid en enorme complexiteit van het heelal, maar ook door de betrouwbaarheid van de natuurwetten.’ Gelovigen zouden de ‘betrouwbaarheid en grootheid van de God van het scheppingsverhaal’ hierin kunnen zien. En dat leidt tot de eigenaardige constructie dat God niets heeft gedaan om de kosmos tot stand te brengen, maar daarvan wel de eer zou moeten krijgen.
Tags: Wetenschapsbijbel oerknal.