Wie schreef Markus? – Hij was zelf geen ooggetuige…

by | mei 7, 2021 | Onderwijs, Theologie

In het Nieuwe Testament speelt Johannes Markus, de neef van Barnabas, een kleine rol. Hij verschijnt pas halverwege het boek Handelingen op het toneel. Het lijkt er dus op dat hij Jezus niet heeft ontmoet toen Hij op aarde was. Toch schreef Markus een evangelie. Maar als hij geen ooggetuige was, kun je er dan wel op vertrouwen dat zijn verslag klopt? Hoe kwam hij aan zijn informatie?

Markus is het kortste van de vier evangeliën. Het leest als een spannend boek en bevat sprankelende details over het leven van Jezus. Maar Markus was er naar alle waarschijnlijkheid geen getuige van. Hoe kan hij dan weet hebben van al die details? Het antwoord daarop kun je vinden in de geschriften van kerkvaders. Zij vermeldden dat, toen Petrus in Rome het Evangelie verkondigde, Markus zijn tolk en secretaris was (zie ook 1 Petrus 5:13). Daar, in Rome, heeft Markus zijn evangelie geschreven. Deze traditie komt opvallend goed overeen met de kenmerken van het evangelie zelf: Markus gebruikt veel Aramese en Latijnse woorden. Dat wijst erop dat Markus een Arameessprekende bron gebruikte (Petrus) en dat hij zijn evangelie schreef in een gebied waarin Latijn werd gesproken (Rome). Daarnaast speelt Petrus een opvallend grote rol in het evangelie. Hij is de eerste en laatste discipel die wordt genoemd. In bijna alle geschiedenissen speelt hij een belangrijke rol. Wat dat betreft is ook Markus 1:29 opvallend. Daar staat dat Jezus vanuit de synagoge naar het huis van Petrus en Andreas ging, samen met Jakobus en Johannes. Het staat er in eerste oogopslag wat vreemd, omdat Jakobus en Johannes apart worden genoemd. Maar als je het vers reconstrueert, en je gaat er daarbij van uit dat Petrus dit zelf in de eerste persoon aan Markus vertelde, klinkt het logischer. Dan krijg je het volgende: ‘En toen we uit de synagoge gingen, kwamen wij in ons huis, met Jakobus en Johannes.’ Door heel Markus heen kom je zulke zinnen tegen die logischer klinken als ze oorspronkelijk in de eerste persoon zijn uitgesproken. In de andere evangeliën tref je dat veel minder aan. Dit maakt het waarschijnlijk dat Markus Petrus (of een andere ooggetuige van de gebeurtenissen) als bron heeft gebruikt.

Schaamte

In veel mythen en legenden zijn de hoofdpersonen heldhaftig, dapper en zonder angst. Een voorbeeld daarvan is het middeleeuwse gedicht Heliand, een hervertelling van het leven van Jezus. Hierin vluchten de discipelen bij de gevangenneming van Jezus niet weg, maar wordt uitgebreid beschreven hoe Petrus zonder vrees het oor van Malchus afsloeg. Het evangelie van Markus, daarentegen, beschrijft ook de beschamende gebeurtenissen. Dat wijst erop dat het geen mythe is. Markus beschrijft naast het wegvluchten van de discipelen nog meer ‘beschamende’ gebeurtenissen. Hij vermeldt hoe Jezus in de hof van Getsemane ‘tot de dood toe bedroefd’ was en bad of het lijden aan Hem voorbij mocht gaan (14:34-35). Over Petrus schrijft hij dat deze Jezus heeft verloochend. Bedenk wel dat Petrus de meest vooraanstaande apostel was! Misschien zou niemand dit op hebben durven schrijven dan alleen degene die Petrus zelf als bron gebruikte?

Simon en Alexander

Terwijl Markus beschrijft hoe Simon van Cyrene het kruis voor Jezus moet dragen, merkt hij terloops op dat deze Simon de vader van Alexander en Rufus is (15:21). Sommige theologen dachten dat Simon, Alexander en Rufus symbool staan voor respectievelijk de Joden, Grieken en Romeinen, vanwege de herkomst van hun namen. Dat klonk misschien aannemelijk, totdat in 1941 een beenderkist uit de eerste eeuw werd gevonden, waarop twee namen gegraveerd stonden: ‘Simon’ en ‘Alexander, zoon van Simon’. Ook staat bovenop het deksel in het Hebreeuws nog ‘Alexander qrnyt’, wat waarschijnlijk een verkeerde spelling is van ‘Alexander, de Cyreniër’. De kans dat het hier om andere personen gaat dan degenen die Markus vermeldt, is klein. Het lijkt er niet op dat Markus deze namen symbolisch bedoelde. De archeologie laat zien dat hij over historische personen schreef. En als de personen uit zijn Evangelie echt bestonden, is het aannemelijk dat de gebeurtenissen die hij beschreef ook echt hebben plaatsgevonden.

Wonderen

Uit de evangeliën blijkt dat Petrus meer een doener dan een denker was. Zijn reacties zijn vaak impulsief. Ook is hij regelmatig de discipel die actie onderneemt. Het is daarom niet vreemd dat het evangelie van Markus maar weinig onderwijzingen van Jezus bevat, maar wel veel handelingen, zoals wonderen. De meeste geleerden geloven dat het onmogelijk is dat Jezus wonderen kon doen. Daarom vinden zij Markus onbetrouwbaar.

Van sommige wonderen, zoals de opstanding van Jezus, is het erg onwaarschijnlijk dat het is verzonnen (zie www.weet-magazine.nl/opstanding). En zelfs voor een niet-gelovige geleerde kunnen wonderen geen aanwijzing voor onbetrouwbaarheid zijn. Bijna alle belangrijke historici uit de oudheid vermeldden wonderen. Herodotus, de grondlegger van de geschiedschrijving, beschreef veel wonderen. De belangrijkste Joodse geschiedschrijver uit de eerste eeuw, Flavius Josephus, schreef hoe in de tempel een koe een lam baarde. Toch hechten de meeste geleerden veel waarde aan de geschiedschrijvingen van Herodotus en Josephus. De vermelding van wonderen maakt Markus dan ook niet onbetrouwbaarder dan de meest nauwkeurige geschiedschrijvingen uit zijn tijd.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Weet Magazine. De volledige bronvermelding luidt: Steen, N., 2018, Wie schreef Markus? Hij was zelf geen ooggetuige…, Weet 49: 24-25.