Xenopus laevis – Lezen wat er niet staat

by | apr 14, 2020 | Biologie, Evolutie, Genetica, Onderwijs

Soms gebeurt het dat een losse opmerking is blijven haken, terwijl de rest van een betoog volledig in de vergetelheid is weggezonken. Zo overkwam me dat eens  bij de website Sterrenstof. Op deze website, meende men een kritische noot te moeten plaatsen over een onderwerp m.b.t. schepping en evolutie. De context is me volledig ontgaan, maar de titel luidde zoiets als: “lezen wat er niet staat”. Dat is intrigerend. En, inderdaad in zijn algemeenheid kan dat zelfs een wijs advies heten. Het is niet eens het lezen van kleine lettertjes, het is lezen van wat niet genoemd is, hetzij omdat er niets te vermelden was, hetzij omdat er iets niet te vermelden was.

De opmerking: “lezen wat er niet staat” kwam bij me naar boven toen ik een tijdje geleden een artikel onder ogen kreeg dat in 2017 verscheen in het tijdschrift Nature. Een van de auteurs was Gert Jan Veenstra. In dat artikel werd de analyse van het genoom van Xenopus laevis gepresenteerd. De
vraag die bij me naar boven kwam was: waar zijn de nieuwe functies van de genen?

De achtergrond van deze vraag is de volgende. In de evolutietheorie veronderstelt men dat er gedurende het proces van evolutie over honderdenmiljoenen jaren door de verschillende soorten levende wezens een enorm arsenaal aan genen is opgebouwd. Er wordt verondersteld dat er nieuwe genen ontstaan doordat genen verdubbelen (genduplicatie), waarna een van de genen de ruimte krijgt om te muteren en een andere functie te krijgen, zodat uiteindelijk meerdere genen aanwezig zijn met een verschillende functie en er dus een nieuw gen met nieuwe functie ontstaan is. Nu vindt inderdaad genduplicatie plaats en inderdaad kan het zo zijn dat de activiteit van het ene afgestamde gen wat verschilt van dat van het andere afgestamde gen. Maar veelal blijft het daar ongeveer bij steken. Voorbeelden van bewezen compleet nieuwe functies zijn zeldzaam. En dat is toch jammer, voor evolutionisten die geloven dat dit het innoverende mechanisme binnen de evolutietheorie is.

Men zou verwachten dat als genduplicatie en vervolgens modificatie van de genen de drijvende kracht is achter het verkrijgen van genen met nieuwe functies, we genen met nieuwe functies vooral kunnen vinden in situaties
waarbij veel genen zijn gedupliceerd. Een voorbeeld hiervan kennen we  als de Afrikaanse klauwpad,  Xenopus laevis. Dit dier is een paradepaardje voor de biologie. Xenopus laevis is allotetraploid. Dat betekent dat het dier een dubbele chromosomenset heeft, die afkomstig is van twee verschillende maar verwante paddensoorten. Dit zorgde er voor dat het dier, toen het tetraploid werd een enorm overschot aan genen had. Hier had het dier naar hartenlust mee kunnen experimenteren.

A. Session en mede auteurs hebben het genoom dan Xenopus laevis bestudeerd en hebben hun bevindingen neergelegd in een artikel in Nature volume 538 (niet de zender, maar het volume in dit geval) 2016. De titel van het artikel luidt: Genome evolution in the allotetraploid frog Xenopus laevis.

Als de inhoud van het abstract vertaald wordt, staat er het
volgende:

Om de oorsprong en gevolgen van tetraploïdie bij de Afrikaanse klauwkikker te onderzoeken, hebben we het genoom van de Xenopus
laevis in volgorde geplaatst en vergeleken met het verwante diploïde X.
tropicalis genoom. We karakteriseren de allotetraploïde oorsprong van X. laevis door het genoom te verdelen in twee homeologe subgenomen die worden gemarkeerd door verschillende families van ‘fossiele’ transposable elements. Op basis van de activiteit van deze elementen en de leeftijd van honderden unitaire pseudogenen, schatten we dat de twee diploïde voorlopersoorten ongeveer 34 miljoen jaar (Ma) geleden uiteen liepen en samen een allotetraploïde vormden rond 17-18 Ma geleden. Meer dan 56% van alle genen werd bewaard in twee homeologe kopieën. Eiwitfunctie, genexpressie en de hoeveelheid geconserveerde flankerende sequentie correleren allemaal met retentiesnelheden. De subgenomen hebben asymmetrisch geëvolueerd, waarbij het ene chromosoom vaker de voorouderlijke staat behield en het andere meer genverlies, deletie, herschikking en verminderde genexpressie ondervond.

Wat missen we hier? Natuurlijk niet het gewoonlijke jargon van veronderstelde miljoenen jaren, een klok die mooi loopt en het past
allemaal wel bij elkaar, maar wel genen die nieuwe functies hebben verkregen. Xenopus had een volledig dubbele set genen maar in plaats van die overmaat aan materiaal te gebruiken voor het ontwikkelen van nieuwe functies heeft Xenopus die in de loop van tientallenmiljoenen generaties slechts gebruikt om te verliezen, kapot te laten gaan, te herschikken en in ongebruik te laten.

Het artikel begint, in de tweede zin optimistisch dat “Polyploidy provides raw material for evolutionary diversification because gene duplicates can support new functions and networks” maar in de derde zin is de euforie reeds uitgedoofd: “However, the component subgenomes of a polyploid must cooperate to mediate potential incompatibilities of dosage, regulatory controls, protein–protein interactions and transposable element activity”. Dit zijn vanzelfsprekend ook de factoren die afzonderlijke gedupliceerde genen in de wielen rijden, als die het op de heupen krijgen om een nieuwe functie te willen gaan verzinnen.

Zo zien we zelfs bij een duplicatie van het complete genoom geen aanwijzingen voor het verkrijgen van genen met een nieuwe functie. Prof. Gert Jan Veenstra is een aanhanger van de evolutietheorie maar vindt in eigen werk geen aanwijzing voor de validiteit ervan.

Op dit artikel is wat commentaar gekomen. De auteur heeft op dit commentaar hier gereageerd.