Inhoudsopgave
- 1 Zacht weefsel in dinosaurusbotten: Onmogelijk miljoenen jaren oud
Zacht weefsel in dinosaurusbotten: Onmogelijk miljoenen jaren oud
Blijkbaar wanhopig wenden evolutionisten zich tot ijzer om aan het idee van miljoenen jaren vast te kunnen houden.

Foto: M. Schweitzer Door Schweitzer ontdekte botcellen, met normale vormen inclusief kernen en verbindende fibrillen – van een Brachylophosaurus, die naar verluidt 80 miljoen jaar oud is!
Zacht weefsel in fossiele dinosaurus botten!? Bijna alle CMI-sprekers hebben ongelovige blikken op de gezichten van mensen gezien als foto’s uit een Science magazine artikel uit 2005 op het scherm verschenen. Deze foto’s tonen transparante, vertakte flexibele bloedvaten en rode bloedcellen naast zachte en uitrekbare ligamenten van een zogenaamd 68 miljoen jaar oud T.rex-bot. Deze opmerkelijke ontdekkingen van paleontoloog dr. Mary Schweitzer hebben de wetenschappelijke wereld op zijn grondvesten doen schudden.
Tijd en nog eens tijd
Na de meest rigoureuze testen en controle van gegevens, erkennen veel evolutionisten nu het bestaan van dergelijk zacht weefsel en organisch materiaal van dinosauriërs in niet slechts een of twee monsters, maar in meer dan dertig exemplaren.1 Ze moeten nu uitleggen hoe extreem kwetsbare structuren bewaard kunnen zijn over zulke ongelooflijk lange tijdsperioden.
Na de meest rigoureuze testen en controle van gegevens, erkennen veel evolutionisten nu het bestaan van dergelijk zacht weefsel en organisch materiaal van dinosauriërs in niet slechts een of twee monsters, maar in meer dan dertig exemplaren.
Het is niet alleen zacht weefsel van dinosauriërs, maar ook de aanwezigheid van detecteerbare eiwitten zoals collageen, hemoglobine, osteocalcine,2,3 actine en tubuline waar ze rekening mee moeten houden. Dit zijn complexe moleculen die voortdurend neigen uiteen te vallen in eenvoudigere.
Dat niet alleen, maar in veel gevallen zijn er fijne details van de botmatrix, met microscopisch intact uitziende botcellen (osteocyten) met eveneens ongelooflijke details. En Schweitzer heeft zelfs fragmenten teruggevonden van het nog kwetsbaardere en complexere molecuul DNA. Dit is geëxtraheerd uit de botcellen met merkers die de bron aangeven, zodat het hoogst waarschijnlijk dinosaurus-DNA is.4
Anderen hebben melding gemaakt van de aanwezighed van het snel vervallende koolstof14 in dinobotten – waarvan na 1 miljoen jaar geen enkel atoom meer over zou moeten zijn.5
Bovendien tonen recentere ontdekkingen zacht weefsel van dinosauriërs in monsters die (volgens hun eigen veronderstellingen) vele miljoenen jaren ouder zijn dan die in de oorspronkelijke ontdekking van Dr. Schweitzer uit 2005. Zoals een artikel stelt:
“De onderzoekers analyseerden ook andere fossielen op de aanwezigheid van zacht weefsel en ontdekten dat het aanwezig was in ongeveer de helft van hun monsters die teruggaan tot de Jura-periode, die duurde van 145,5 miljoen tot 199,6 miljoen jaar geleden…”6
Een enorm probleem voor het evolutionistische paradigma
Geloven dat eiwitten tientallen miljoenen jaren intact kunnen blijven, vergt enorm veel geloof. Volgens een rapport in het wetenschappelijke tijdschrift The Biochemist zou collageen, zelfs als het bij 0 °C zou worden bewaard, niet eens drie miljoen jaar meegaan.7 Maar de kracht van het evolutionistische paradigma is zo groot, dat velen ervoor kiezen het schijnbaar onmogelijke te geloven, in plaats van de voor de hand liggende implicatie te accepteren, dat de monsters niet zo oud zijn als men zegt.

Rechts: Deze microscopisch kleine structuren konden uit sommige bloedvaten worden geperst en “zien eruit als cellen” zoals de onderzoekers zeiden. Dus nogmaals is er ruimte voor Dr. Schweitzer om dezelfde vraag te stellen: “Hoe hebben deze cellen 65 miljoen jaar doorstaan?”
Het artikel in National Geographic getiteld: “Veel dino-fossielen kunnen zacht weefsel van binnen hebben”9 onthult dat de wetenschappelijke gemeenschap in de toekomst nog veel meer voorbeelden van zacht weefsel van dinosauriërs verwacht. Deze feiten zijn hen al jaren een doorn in het oog, omdat ze ongelooflijk moeilijk te verklaren zijn binnen een evolutionistisch (miljoenen jaren) tijdsbestek. Onnodig te zeggen dat ze prachtig passen binnen een Bijbelse (jonge aarde) tijdschaal; dit zijn vrijwel zeker de overblijfselen van schepsels die werden begraven tijdens de zondvloed beschreven in Genesis, ongeveer 4.400 jaar geleden.
Hoewel deze informatie niet verborgen was, werd het beslist niet op grote schaal gepromoot in musea of populair wetenschappelijke programma’s – en zeker niet in de algemene pers. De meerderheid van de leken is zich inderdaad totaal niet bewust van het bestaan van zacht weefsel van dinosauriërs. Dit is niet verwonderlijk: als de rotsen en fossielen niet miljoenen jaren oud zijn, dan kan de evolutietheorie worden afgeschreven. Het was voorspelbaar dat sommige evolutionisten geen tijd zouden verliezen om de gegevens in diskrediet te brengen. Dr. Schweitzer (zelf een evolutionist, hoewel een fideïstische theïstische versie10) merkte op:
“Ik had een recensent die me vertelde dat het hem niet kon schelen wat de gegevens zeiden, hij wist dat wat ik vond niet mogelijk was … . Ik schreef terug en zei: ‘Welke gegevens zouden u overtuigen?’ En hij zei: ‘Geen.’”11 (Niet bepaald een wetenschappelijke opmerking van de kant van de recensent.)
Hoe te antwoorden?
‘Biofilm! Het is biofilm! ‘ Wanhopig op zoek naar een antwoord op dit vernietigende bewijs beweerden sommige evolutionisten dat de bloedvaten die Dr. Schweitzer had gevonden gewoon biofilm waren (een product van recente bacteriële werking).12 Dit werd soms geroepen door sceptici tijdens CMI-presentaties, en anti-creationistische blogsites en op chatrooms was dit het standaard antwoord geven wanneer creationisten het onderwerp ter sprake brachten. ‘Biofilm! Het is biofilm!”
Maar zelfs als de bloedvaten biofilm zouden zijn, dan zou dit de aanwezigheid van eiwitten en DNA niet kunnen verklaren.13 Hoe dan ook, ‘biofilm’ wordt de laatste jaren slechts zelden gebruikt, omdat Schweitzer zelf een krachtig argument heeft kunnen presenteren voor de bloedvaten die geen biofilms zijn.14
Een nieuwe uitweg?
Recentelijk zijn er diverse populaire artikelen verschenen waarin geclaimd werd dat Dr. Schweitzer een mogelijke antwoord op de vraag had gevonden. Ze had deze oplossing eerder voorgesteld, namelijk dat ijzer zou kunnen helpen het zachte weefsel van dinosauriërs te behouden, zowel door te helpen de eiwitten te cross-linken en te stabiliseren, als door als antioxidant te werken.15 Nu heeft ze dit idee zogenaamd getest. Hier zijn twee fragmenten uit een dergelijk artikel die helpen bij het samenvatten van deze nieuwe hypothese:
— “Nieuw onderzoek van de North Carolina State University toont aan dat ijzer een rol kan spelen bij het behoud van oude weefsels in dinosaurusfossielen, maar ze ook kan verbergen voor detectie.”
— “Het laatste onderzoek van Mary Schweitzer toont aan dat de aanwezigheid van hemoglobine – het ijzerbevattende molecuul dat zuurstof in rode bloedcellen transporteert – de sleutel kan zijn tot zowel het behoud als het verbergen van originele oude eiwitten in fossielen.”16
En deze opmerkingen uit een ander artikel leggen het verder uit:
“De vrije radicalen17 zorgen ervoor dat eiwitten en celmembranen in de knoop raken”, zei Schweitzer. “Ze gedragen zich in feite als formaldehyde.”
“Natuurlijk preserveert formaldehyde weefsel. Het werkt door het koppelen, of cross-linken, van de aminozuren waaruit eiwitten zijn opgebouwd, waardoor die eiwitten beter bestand zijn tegen verval.”18
In haar technische paper beweerde Schweitzer:
Hemoglobine (HB) verhoogde de weefselstabiliteit meer dan 200-voudig, van ongeveer 3 dagen tot meer dan twee jaar bij kamertemperatuur (25 °C).19
Publieke indruk
De kracht van dit argument is de schijnbare eenvoud. De ‘gemiddelde Jan’ zou kunnen denken; “Oh, ik snap het, ijzer werkt als een conserveringsmiddel zoals formaldehyde, het spul dat wetenschappers gebruiken om dingen te balsemen. Het is net als die dieren die in potten zijn bewaard die ik in laboratoria heb gezien. Dus het ijzer in het bloed van de dinosaurus moet het organische materiaal hebben bewaard. En wetenschappers weten veel beter waar ze het over hebben dan ik, dus het zachte weefsel van dinosauriërs is logisch voor mij …”
Het is eigenlijk heel strategisch. Door dit aan te kondigen als ‘het antwoord’, kunnen evolutionisten creationisten uit hun evenwicht brengen, waardoor de impact van het argument wordt verminderd. Vanaf nu zal ‘Jan’ waarschijnlijk niet verbaasd zijn als hem de feiten worden gepresenteerd van zacht weefsel van dinosauriërs dat in fossielen wordt gevonden, denkende dat evolutionistische wetenschappers dit al hebben verklaard. De creationisten zijn gek om te denken dat dinosaurussen onlangs zijn uitgestorven!
Vragen
Maar zelfs bij matig onderzoek valt de uitleg van Schweitzer snel in duigen. In haar nieuwe artikel bespreekt ze experimenten die totaal niet representatief zijn voor de omstandigheden waaronder deze dinosaurusresten daadwerkelijk werden bewaard. In plaats daarvan beschrijft ze wat neerkomt op een ‘best and worst case scenario’ (optimistisch en pessimistisch scenario) voor het behoud van weke delen.
“Ze hebben een groep (struisvogel)bloedvaten geweekt in een ijzerrijke vloeistof gemaakt van rode bloedcellen en een andere groep in water. De bloedvaten in het water veranderden binnen enkele dagen in een walgelijke troep. De bloedvaten gedrenkt in rode bloedcellen blijven herkenbaar na twee jaar op kamertemperatuur.”20
Als je het aanvullende materiaal in haar artikel leest, lijkt het erop dat pure hemoglobine werd gebruikt, geen gelyseerde cellen of materialen waarvan zou kunnen worden verwacht dat ze lijken op wat er in een dierlijk karkas aanwezig zou zijn. (Bloedvaten gedrenkt in, in het laboratorium bereide, hemoglobine is nauwelijks representatief voor ontbindende botten).
Je kunt je ook afvragen hoe realistisch een geconcentreerd hemoglobine-extract is in vergelijking met de echte wereld. Hoewel onrealistisch geconcentreerde hemoglobine enige tijd kan preserveren, volgt hier niet uit dat natuurlijke, verdunde hemoglobine op dezelfde manier zal werken. Inderdaad, weefsels die rijk zijn aan bloedvaten, zoals longen en kieuwen, bederven juist vaak zeer snel. Een berucht voorbeeld zijn de kieuwen van dode reuzenhaaien die rotten en vervellen waarbij een pseudo-plesiosaurusvorm ontstaat.21
En de suggestie dat bloedvaten die twee jaar ‘herkenbaar’ blijven, op de een of andere manier aantonen dat deze vijfendertig miljoen keer zo lang kunnen meegaan, vereist een fenomenale cognitieve sprong.
Bovendien is het niet aannemelijk dat ijzer een even goed conserveermiddel kan zijn als formaldehyde, dat direct covalente cross-links vormt tussen eiwitketens, iets wat ijzer niet kan. Maar zelfs als we toegeven dat het dezelfde conserverende kracht had (alleen ter wille van de discussie), welke reden is er voor iemand om te verwachten dat formaldehyde gedurende tientallen miljoenen jaren zachte weefsels en fijne cellulaire details zou kunnen behouden? Balsemers van menselijke lichamen erkennen algemeen dat hun gebruik van formaldehyde dient om het meedogenloze ontbindingsproces te vertragen, niet om te voorkomen. Het gebalsemde lichaam van Lenin werd algemeen verdacht van vervalsing of retouchering omdat het er ‘te goed’ uitzag na slechts zo’n 90 jaar publieke tentoonstelling. Zelfs laten recentere foto’s zien dat het er duidelijk ‘rafelig’ uitziet in vergelijking met eerdere opnamen.
Het is heel goed mogelijk dat het hemoglobine in het experiment van Schweitzer de bloedvaten ‘beitst’ zodat noch bacteriën noch enzymen ze kunnen afbreken. Dit vereist een geconcentreerde oplossing van het beitsmiddel (meestal zoute en zure omstandigheden). Als dit de echte verklaring is, zou een verdunde oplossing, zoals die normaal in weefsels wordt aangetroffen, sowieso niet werken.
Zelfs een geconcentreerde oplossing zou, hoewel ze deze gedurende de twee waargenomen jaren zou werken, niet voldoende zijn voor lange tijdspanne. Want gedurende miljoenen jaren maakt zelfs het ontbreken van enzymatische en bacteriële afbraak geen verschil. DNA en eiwitten zullen uiteindelijk bezwijken vooral door reacties met water, zo leert gewone scheikunde. Evolutionisten hebben dit eveneens erkend:
Na celdood beginnen enzymen de bindingen tussen de nucleotiden, die de ruggengraat van DNA vormen, af te breken en micro-organismen versnellen het verval. Op de lange termijn wordt echter aangenomen dat reacties met water verantwoordelijk zijn voor de meeste bindingsafbraak. Grondwater is bijna alomtegenwoordig, dus DNA in begraven botmonsters zou in theorie met een vaste snelheid moeten worden afgebroken.22
Een waterdicht argument?
Een ander probleem voor Dr. Schweitzer is de begraafomgeving. Een artikel vermeld:
“Als het hemoglobine in een bot in een zandsteenomgeving zou zitten, dat het droog en geïsoleerd van microben houdt, wordt bewaring waarschijnlijker.”23
Om dit te versterken, zei een ander:
“Ze zijn ook begraven in zandsteen, dat poreus is en bacteriën en reactieve enzymen kan afvoeren die anders het bot zouden aantasten.”24
Echter dezelfde porositeit die wordt voorgesteld om dingen te ‘afvoeren’, zou het echter ook gemakkelijker blootstellen aan penetratie door water gedurende die miljoenen jaren, waardoor de ontbinding wordt versneld. Maar hoe dan ook, zelfs aangenomen dat er geen blootstelling was aan water, straling, bacteriën of enzymatische aanvallen, tonen metingen van DNA-vervalsnelheden in bot aan dat DNA de vermeende 65 miljoen jaar sinds het uitsterven van dinosauriërs niet had kunnen overleven. Zelfs bevroren bij -5°C, zou het DNA in minder dan 7 miljoen jaar volledig moeten zijn uiteen gevallen in zijn afzonderlijke bouwstenen:
“Echter, zelfs onder de beste bewaaromstandigheden bij -5 °C, voorspelt ons model dat er geen intacte bindingen (gemiddelde lengte = 1 bp [basenpaar]) in de DNA-streng zullen achterblijven na 6,8 miljoen jaar. Dit toont de extreme onwaarschijnlijkheid van het kunnen amplificeren van een 174 bp lang DNA-fragment van een 80-85 miljoen jaar oud bot uit het Krijt.”25
Een gedachte-experiment
Een andere manier om het probleem voor hoge-ouderdom gelovers onder de aandacht te brengen, zelfs als hun ‘afvoer’-argumenten het waterprobleem zouden kunnen oplossen, en zelfs als ijzer zo goed zou zijn als formaldehyde, is het volgende gedachte-experiment (het moet alleen in gedachten zijn, vanwege de praktische barrière dat zelfs meerdere mensenlevens niet genoeg zouden zijn om het experiment in de praktijk uit te voeren).

Illustrated by Caitlin Smartt
Neem een in het laboratorium voorbereid organisme, plaats het in een pot vol formaldehyde (ook aannemen dat de pot/afdichting volledig intact is, enz.), stop die vervolgens in de grond ingebed in steen – en houd voor de goede orde de omgeving permanent bevroren bij 0 oC. Het zou nog steeds onderhevig zijn aan de thermodynamische afbraak van dergelijke complexe, fragiele moleculen. Atomen en moleculen in een verbinding zijn altijd in beweging, zelfs bij zulke vriestemperaturen. Als een wetenschapper vóór de ontdekkingen van Schweitzer had gezegd dat hij na 70 miljoen jaar bloedvaten, delicate celstructuren, DNA en eiwitten van zo’n experiment had verwacht, zou dat op zijn best tot spot hebben geleid, en in het ernstigste geval tot psychiatrisch onderzoek. Er zijn zeer goede wetenschappelijke redenen achter Schweitzer’s eerdere (2010) commentaar op video:
“Als je erover nadenkt, zeggen de wetten van scheikunde en biologie, en al het andere dat we weten, dat het weg zou zijn, het zou volledig afgebroken zijn.”26
Dus wat heeft dr. Schweitzer nu eigenlijk aangetoond met haar recentere ‘ijzer’ observaties? Ze heeft aangetoond dat het ijzer in rode bloedcellen blijkbaar enkele eigenschappen heeft die goed zouden kunnen bijdragen aan het behoud van zacht weefsel, tenminste als het kunstmatig wordt geconcentreerd. Eigenlijk is dit verre van een bedreiging voor Bijbelse creationisten, maar misschien wel een pluspunt, omdat het zou kunnen helpen verklaren hoe zulke fragiele dingen mogelijk duizenden jaren meegaan. We hebben eerder gereageerd op haar voorstellen vóór dit laatste experiment:
“Eigenlijk is dit tot op zekere hoogte allemaal redelijk vanuit een bijbels creationistisch perspectief. Gemeten vervalsnelheden van sommige eiwitten zijn compatibel met een leeftijd van ongeveer 4.500 jaar (sinds de zondvloed), maar niet met vele miljoenen jaren. Het is echter nog steeds verrassend om niet alleen eiwitten te zien, maar zelfs cel microstructuren na 4.500 jaar, als je bedenkt hoe gemakkelijk bacteriën ze normaal gesproken kunnen aanvallen. Deze ideeën zouden de overleving over duizenden jaren kunnen helpen verklaren. Maar ze lijken totaal ongeloofwaardig voor miljoenen jaren … aangezien de bovenstaande conserveringsvoorstellen de gewone afbraak door water (hydrolyse) niet gedurende enorme eonen konden stoppen.”27,28
Waar komt het op aan?
De recente publicaties waarin ijzer als conserveermiddel wordt voorgesteld, zijn aanwijzingen dat de kat, als die nog niet helemaal uit de zak is, er in ieder geval uit tuurt. De informatie dat er overvloedige hoeveelheden zacht weefsel zijn in gefossiliseerde organismen die vermoedelijk miljoenen jaren oud zijn, loopt uit de hand. Evolutionisten weten dat ze deze weke delen materie van dinosauriërs direct moeten confronteren, en hun reacties tot nu toe zijn verre van overtuigend.
Misschien wel de belangrijkste les in dit alles is de kracht van het paradigma, d.w.z. de ideologie van miljoenen jaren. De directe wetenschappelijke reactie op een dergelijke ontdekking zou zijn geweest om te vertrouwen op de wetten en observaties van de wetenschap die op een afbraak in een veel kortere periode wijzen, en dan serieus de ‘miljoenen jaren’ in twijfel te trekken. Maar in het licht van de wijdverbreide seculiere religie van vandaag zou dit echter de ideologische impact hebben van een atoombom. De basis van deze religie is een wereld die zichzelf heeft gemaakt, en dat vereist absoluut miljoenen jaren. Dus in plaats daarvan is, in het licht van dit bewijs, de wanhopige zoektocht doorgegaan – naar een of ander mechanisme, zelfs maar gedeeltelijk aannemelijk lijkend – om dit geloofssysteem een strohalm te geven om aan vast te grijpen.
Technische update, 19 juni 2015: Schweitzer’s idee is dat ijzer vrije hydroxyl (OH) radicalen genereerde (de Fenton-reactie genoemd) waardoor de eiwitten behouden blijven. Maar het is veel waarschijnlijker dat vrije radicalen eiwitten en ander organisch materiaal helpen afbreken. De reactie wordt inderdaad gebruikt om organische verbindingen te vernietigen. Het vereist ook dat de hydroxylradicalen door water worden getransporteerd. Water zou echter hydrolyse van de peptidebindingen en zeer snelle deamidering van de aminozuurresten asparagine en glutamine hebben veroorzaakt. Aspartylresiduen zouden ook moeten zijn geïsomeriseerd tot isoaspartylresidu indien blootgesteld aan water. Tyrosine, methionine en histidine zouden zijn geoxideerd onder de door Schweitzer voorgestelde omstandigheden. Maar de dino-eiwitten laten zien dat deze onstabiele resten nog steeds aanwezig zijn:
Het dilemma is dit: hoe werd het fragment met succes gecross-linked door een aanval van vrije hydroxyl radicalen in water, wat blijkbaar de overleving van peptiden verklaart, terwijl hydrolytisch onstabiele groepen zoals Asn29 contact met het waterige medium mijden – gedurende 68 miljoen jaar? Als we de voordelen willen accepteren van willekeurige hydroxylradicalen in water, die de peptidematrix verknopen in een ongedefinieerde chemische binding, moeten we ook de nadelen accepteren – peptide- en aminozuurhydrolyse.30
Update, 28 February 2019: De meest recente evolutionistische uitvlucht is een bewering dat sommige chemische reacties, die lijken op ‘roosteren’, hielpen de eiwitten te behouden. Voor de vele manko’s in deze gedachtegang.31
Voetnoten
- Catchpoole, D., Double-decade dinosaur disquiet, Creation 36(1):12–14, 2014; creation.com/dino-disquiet.
- Andere onderzoekers hadden 120 miljoen jaar oud “gedateerd” gevonden: Embery G. and six others, Identification of proteinaceous material in the bone of the dinosaur Iguanodon, Connective Tissue Res. 44 Suppl 1:41–6, 2003. ”
- Sarfati, J., Bone building: perfect protein, J. Creation 18(1):11–12, 2004.
- Schweitzer, M.H. et al, Molecular analyses of dinosaur osteocytes support the presence of endogenous molecules, Bone, 17 October 2012 | doi:10.1016/j.bone.2012.10.010.
- Wieland, C., Radiocarbon in dino bones: International conference result censored, creation.com/c14-dinos, 22 January 2013.
- Pappas, S., Controversial T. Rex soft tissue find finally explained, livescience.com/41537-t-rex-soft-tissue.html, 26 November 2013.
- Nielsen-Marsh, C., Biomolecules in fossil remains: Multidisciplinary approach to endurance, The Biochemist 24(3):12–14, June 2002; www.biochemist.org/bio/02403/0012/024030012.pdf.
- zie Still Soft and Stretchy
- Many dino fossils could have soft tissue inside, Oct 28 2010, news.nationalgeographic.com/news/2006/02/0221_060221_dino_tissue_2.html.
- Catchpoole, D., and Sarfati, J., ‘Schweitzer’s Dangerous Discovery’, creation.com/schweit, 19 July 2006. Een fideïst is iemand die gelooft met ‘blind geloof’ los van bewijs, en die vaak neerkijkt op hen die argumenten aandragen dat het christelijke geloof ook redelijk is
- Yeoman, B., Schweitzer’s Dangerous Discovery, Discover 27(4):37–41, 77, April 2006.
- Kaye, T.G. et al., Dinosaurian soft tissues interpreted as bacterial biofilms, PLoS ONE 3(7):e2808, 2008 | doi:10.1371/journal.pone.0002808.
- Wieland, C., Dinosaur soft tissue and protein—even more confirmation! J. Creation 23(3):10–11, 2009; creation.com/schweit2.
- Wieland, C., Doubting doubts about the Squishosaur, creation.com/squishosaur-doubts.
- Schweitzer, M.H. et al, Molecular analyses of dinosaur osteocytes support the presence of endogenous molecules, Bone, 17 October 2012 | doi:10.1016/j.bone.2012.10.010.
- Iron preserves, hides ancient tissues in fossilized remains, NC State University, November 26, 2013, news.ncsu.edu/2013/11/schweitzer-iron.
- Dit zijn atomen, moleculen of ionen met ongedeelde buitenste electronen, wat hen uitermate reactief maakt.
- Pappas, S., Controversial T. Rex soft tissue find finally explained, livescience.com/41537-t-rex-soft-tissue.html, 26 November 2013.
- Haar technische artikel is: Schweitzer, M.H. et al., A role for iron and oxygen chemistry in preserving soft tissues, cells and molecules from deep time, Proceedings of the Royal Society, B: Biological Sciences 281(1775):20132741, 27 November 2013 | doi: 10.1098/rspb.2013.2741.
- Pappas, S., Controversial T. Rex soft tissue find finally explained, livescience.com/41537-t-rex-soft-tissue.html, 26 November 2013.
- Jerlström, P. and Elliot, B., Letting rotting sharks lie: Further evidence that the Zuiyo-maru carcass was a basking shark, not a plesiosaur, J. Creation 13(2):83–87, 1999; creation.com/plesiosaurs2.
- Kaplan, M., DNA has a 521-year half-life [at 13.1°C]: Genetic material can’t be recovered from dinosaurs—but it lasts longer than thought, Nature News, 10 October 2012, doi:10.1038/nature.2012.11555 (Reactie op artikel van Allentoft et al. dat verderop aangehaald zal worden in een noot).
- Iron preserves, hides ancient tissues in fossilized remains, NC State University, November 26, 2013, news.ncsu.edu/releases/schweitzer-iron.
- Pappas, S., Controversial T. Rex soft tissue find finally explained, livescience.com/41537-t-rex-soft-tissue.html, 26 November 2013.
- Nova Science Now: T. rex blood? Preserved soft tissue, including possible blood vessels and red blood cells, are turning up in dinosaur fossils, PBS, 24 July 2007, www.cross.tv/21726.
- Zie: Sarfati, J., Origin of life: the polymerization problem, J. Creation 12(3):281–284, 1998; creation.com/polymer.
- Zie Sarfati, J., Origin of life: the polymerization problem, J. Creation 12(3):281–284, 1998; creation.com/polymer.
- Sarfati, J., DNA and bone cells found in dinosaur bone, J. Creation 27(1):10–12, 2013; creation.com/dino-dna.
- aspargine
- DeMassa, J.M. and Boudreaux, E., Dinosaur peptide preservation and degradation, Creation Research Society Quarterly 51:268–285, 2015.
- Thomas, B., Does the toast model explain fossil protein persistence? Acts & Facts (Impact), 48(3) March 2019.