Het leven van ieder mens begint bij één cel. Zodra de eicel en zaadcel zijn versmolten en de zygote is ontstaan, komt er een proces van celdelingen op gang. Vooral in de eerste maanden van ons leven, dus nog in de baarmoeder, verloopt dat met een duizelingwekkende vaart. Maar ook na de geboorte blijft het aantal cellen in ons lichaam toenemen. Een paar jaar geleden is geschat dat in het lichaam van een volwassene ongeveer 37 200 000 000 000 cellen aanwezig zijn.1 Het is één gigantisch proces van groei waarbij het tijdens alle stadia om een en dezelfde mens in ontwikkeling gaat. En al die cellen werken binnen één geheel, maken samen ons lichaam, wat een wonder van ontwerp!
Tijdens de ontwikkeling vormen overeenkomstige cellen samen de verschillende organen, zoals spieren, huid, hersenen en lever. Het was al bekend dat de hartcellen zich heel vroeg in de ontwikkeling differentiëren. Men meende dat bij 21 dagen na de bevruchting de eerste
cellen van ons hart zich gingen samentrekken om daar tot ons sterven mee door te gaan. Maar recent vergelijkend embryologisch onderzoek naar oorzaken van verschillende hartziekten door de British Heart Foundation aan de University of Oxford wijst er op dat dit nog eerder dan gedacht het geval is: bij 16 dagen na de conceptie klopt bij een mens het hart al.2
Bedenk eens: 16 dagen na de bevruchting zijn er al tekenen van activiteit bij de hartcellen. Dat is nog voordat de moeder, door het uitblijven van de menstruatie, gaat denken dat ze misschien wel eens zwanger zou kunnen zijn. “Een kloppend hart” is er een nog duidelijker teken van leven?
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Leef Magazine. De volledige bronvermelding luidt: Vogelaar, B., 2016, Zestien dagen en het klopt, Leef 32 (7): 9.