De Britten ontdekten vijf jaar geleden wat hen werkelijk van het Europese vasteland scheidde: een catastrofale overstroming! Dat gebeurde niet één, maar twee keer. Onderzoek naar de bodem van het Engelse kanaal toonde een oude riviervallei, die ooit het gezamenlijke water van de Thames, Rijn, Maas en de Schelde afvoerde – rivieren die vandaag de dag in de Noordzee uitmonden.
Met behulp van sonaropnames brachten onderzoekers de zeebodem van het Kanaal in beeld. Deze opnames tonen in hoge resolutie een oude rivierloop, maar ook duidelijke sporen van grootschalige overstroming. Het moeten mega-overstromingen zijn geweest. Er zijn sporen gevonden; vlakke, uitgestrekte en lange gestroomlijnde eilanden, tot 10 kilometer lang en 4 kilometer breed. Daarnaast vonden de onderzoekers geulen van bijna 200 meter breed, 2 tot 3 meter diep en 10 tot 15 kilometer lang. De massale hoeveelheid water die voor deze enorme overstromingen zorgde, werd gevoed door een grote ijsmassa, die lag op de plek waar zich nu de Noordzee bevindt. Dat water verplaatste een geschatte 1 miljoen kubieke meter per seconde aan smeltwater (1×10 6m3 s–1).
Andere uitleg
Binnen de kaders van de lange evolutionistische tijdrekening veronderstellen onderzoekers van de eerste vloed dat hij ongeveer 425.000 jaar geleden plaatsvond, tijdens de ijstijd. Een creationistische benadering is dat deze eerste eroderende gebeurtenis veroorzaakt werd door het terugtrekkende water van de zondvloed. Volgens Genesis 8 moet dat zo’n vierenhalf duizend jaar geleden zijn geweest. Terugtrekkend water sneed een diepe vallei door de landbrug die Europa toen met de Britse eilanden verbond. Deze landbrug was een stuwdam, een muur die bijna volledig uit kalksteen bestond. Deze landbrug, Tussen Dover en Calais, wordt ook wel de Weald-Artois-brug genoemd. De beroemde witte kalksteenformaties, de ‘white cliffs’ van Engeland en Cap Blanc Nez in Frankrijk, zijn daar nog steeds restanten van. Vervolgens vormde zich een nóg groter smeltwatermeer, ten noorden van de vallei. Dit gebeurde tegen het einde van een intense vorstperiode (evolutionaire wetenschappers stellen dat deze 20.000 jaar geleden plaatsvond). Dat smeltwatermeer moet, zo wordt verondersteld, door één of andere hindernis ingedamd zijn geweest. Dat kunnen door ijs gevormde ruggen in het landschap (morenen) of andere obstakels zijn geweest. Op een bepaald punt brak de dam door en een vloed, waarvan beweerd wordt dat die nog groter was dan de vorige, schuurde alles weg wat van de stuwdam was overgebleven. Zo werd het Engelse Kanaal gecreëerd zoals je het tegenwoordig kent.
Geschiedenis herhaald
Deze megavloed-hypothese is de jongste uit een reeks die ruim tachtig jaar geleden zijn intrede deed binnen de wetenschappelijke wereld. Het begon met J. Harlen Bretz, die suggereerde dat de Channelled Scablands in de staat Washington veroorzaakt waren door een gigantische overstroming. Bretz werd bespot, en bijna vijftig jaar lang werd zijn idee totaal verworpen. Nu is de hypothese rond de Missoula-meer-vloed algemeen geaccepteerd. Sommigen geloven zelfs dat het een cyclische gebeurtenis was, die zich dus meerdere keren herhaalde! Vervolgens kwam de Agassiz-meer-vloed: aan de zuidrand van de Laurentide-ijskap in Canada zou een gigantisch smeltwatermeer zijn ontstaan. Dit meer liep plotseling op catastrofale wijze leeg, waarna het binnen een geologische oogwenk de Niagarakloof en de St. Lawrence-rivier uitsneed. Dat zulke gigantische overstromingen ook herhaaldelijk onder de ijskap voorkwamen, bleek uit later onderzoek in Canada. Onderzoek naar de Niagara Escarpment, een heuvelrug die Amerika en Canada doorsnijdt, maakt duidelijk dat de vorming van dit beroemde oriëntatiepunt waarschijnlijk gebeurde door zulke subglaciale overstromingen. Ook lijkt het erop dat ten westen van het Agassizmeer, aan de voet van de Rocky Mountains in Alberta, een andere enorme subglaciale overstroming grotendeels verantwoordelijk was voor de vorming van de uitlopers van het gebergte; mogelijk zelfs met inbegrip van de Rocky Mountains! Er zijn ook sporen van gelijksoortige overstromingen gevonden op plaatsen als Antarctica. Daarnaast worden bizarre landschapsvormen, zoals het Labyrinth in Antarctica’s western Dry Valleys, toegeschreven aan uitgebreide subglaciale overstromingen tijdens het midden-Mioceen. Deze overstromingen hadden stuk voor stuk geschatte afvoerstromen in dezelfde orde van grootte als die het Engelse Kanaal vormden. Zo’n reusachtige instroom van zoet water in de oceanen zou zeker gevolgen hebben gehad voor de warme golfstroom. Het klimaat zou er op wereldwijde schaal door zijn beïnvloed.
Laatkomer
Interessant om op te merken is dat de hypothese van de Noordzee-vloed een laatkomer is binnen de aardwetenschappen, hoewel hij zich qua locatie zogezegd in de wieg van de moderne geologie bevindt. Het Engelse Kanaal is onbetwist een van de meest onderzochte zeebodems ter wereld! Het feit dat de gegevens onder zeeniveau liggen, mag geen excuus zijn. Hoe komt het dat de hypothese van de Noordzee-vloed zo’n laatkomer is? Dat heeft waarschijnlijk te maken met het hardnekkige gedachtegoed van Lyell. Daarvan schrijft wijlen Derek Ager, die vijandig stond tegenover het creationisme, in het voorwoord van zijn laatste boek, dat vaak wordt beschouwd als zijn wetenschappelijk testament: ‘Evenals politici geschiedenis van het mensdom herschrijven, herschrijven geologen de geschiedenis van de aarde. Anderhalve eeuw lang is de geologische wereld overheerst, men zou zelfs kunnen zeggen: gehersenspoeld, door het uniformiteitbeginsel van Charles Lyell. Iedere suggestie die naar “catastrofale” gebeurtenissen verwees, werd verworpen als ouderwets, onwetenschappelijk of zelfs belachelijk.’
Er zou ook heel goed een andere reden kunnen zijn voor de late erkenning van Europese ijs- en subglaciale overstromingen, namelijk: de bergen. In Noord-Amerika (waar de meeste ijs- en subglaciale overstromingen zijn gedocumenteerd) zijn de bergketens gericht in twee richtingen: noord-zuid of noordoost-zuidwest. En deze bergketens bevinden zich aan de rand van het continent. Er waren dus geen bergachtige barrières opgeworpen voor de ijsbedekking die vanuit het noordpoolgebied aangroeide. Ook waren er geen barrières voor het geproduceerde smeltwater aan het einde van de ijstijd. In Europa (waar het landijs ook vanuit het noorden opkwam) zie je tegelijkertijd dat de Pyreneeën, alpen, het Tatragebergte en de rest van de Karpaten een massieve oost-westbarrière creëerden. Die liep vanaf de Atlantische oceaan tot aan de Zwarte Zee (wat doorliep tot voorbij de Kaukasus, Karakorum en het Himalaya-gebergte). Deze barrière hield de opkomst van het ijs tegen. Toen het smeltwater zich daarachter ophoopte, werd het grootste deel naar de westelijke en oostelijke kant van de hindernis geleid. Het is daarom goed mogelijk dat de Noordzee-vloed niet alleen door lokaal smeltwater is gevoed, maar ook vanuit andere gebieden.
Verschil van inzicht
Binnen de gevestigde orde in de wetenschap, bestaande uit veel geologen die het evolutionaire gedachtegoed aanhangen, is er duidelijk een toegenomen bereidheid om catastrofes in de geologische geschiedenis te aanvaarden. Toch is die gemeenschap er uitermate stellig in dat catastrofes geïsoleerd en met lange tussenpozen hebben plaatsvonden. Zodra er dus catastrofes worden erkend, past men ze binnen de geologische tijdsindeling van een oude aarde. Alle genoemde overstromingen waren het gevolg van de Quartaire ijstijd. Creationisten hebben daarvoor een aannemelijke verklaring. De ijstijd ontstond na de zondvloed en was daarvan het directe resultaat. Ook zien creationisten de ijstijd als één unieke gebeurtenis; ondanks het feit dat sommige evolutionisten beweren dat er tot veertig glaciale gebeurtenissen plaatsvonden. Binnen de kaders van een Bijbelse tijdsrekening volgden de genoemde catastrofale overstromingen elkaar allemaal in korte tijd op. Hun gezamenlijke effect op het wereldwijde klimaat was dramatisch: bijna gesloten zeeën, zoals de Middellandse Zee, de Zwarte Zee en de Rode Zee konden overstroomd en/of herhaaldelijk zijn overgelopen. Volgens bestaande klimaatmodellen zou zo’n instroom van zoetwater belangrijke wereldwijde afkoeling veroorzaken. En dat is precies wat de vroege Dryas-periode aan het eind van de ijstijd was; en klaarblijkelijk op wereldwijde schaal. Een ander gevolg van de snelle zeespiegelstijging was de snelle isolatie van landen die eerder met elkaar waren verbonden. Mensen en dieren zouden plotseling geïsoleerd zijn geraakt. Daardoor ontstonden de verspreidingspatronen van mensen, dieren en planten die zo kenmerkend zijn voor de verschillende gebieden in de wereld. Onderzoek naar de gevolgen van deze overstromingen die na de zondvloed optraden, kan waardevolle gegevens opleveren over de geschiedenis van de aarde, bijvoorbeeld ten aanzien van de omvang en gevolgen van de zondvloed, maar ook de verspreiding van de mensen na de torenbouw van Babel.
De feiten zijn er. Iedereen kan ze bestuderen en gebruiken tot opbouw van het Koninkrijk. Er is slechts bereidheid en financiering nodig om dit werk te mogen uitvoeren!
De Zwarte Zee-vloed kan zijn ontstaan door smeltwater dat vanuit het noorden (waar het landijs opkwam) eerst naar het oosten afvloeide. Vervolgens kan het smeltwater naar het zuiden, via de Oekraïense steppe, naar de Zwarte Zee zijn gestroomd. Dit zou de Zwarte Zee in oostelijke richting doen overstromen en daarmee de Bosporus uitsnijden en/of verdiepen. Misschien werden de Kaspische Zee en Aralzee ook wel op deze manier gevormd? In Oost-Europa heeft nog niemand gezocht naar sporen van zo’n ijs- of subglaciale overstroming, maar gezien de ongelooflijke impuls van deze catastrofale benadering, kan dat elk moment gebeuren.
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Weet Magazine. De volledige bronvermelding luidt: Silvestru, E., 2012, Zo werd Engeland een eiland. Nauw van Calais, restant van wilde, wilde stromen, Weet 14: 44-46 (PDF).