Inhoudsopgave
Bij verscheidene kustgebieden vinden we grote rotswanden, steile hellingen of kliffen. Ze zijn doorgaans erg lang – meerdere duizenden kilometers – en vaak meer dan 1.000 meter hoog.1 Ze lopen parallel aan de kust, zelfs 100 tot 200 kilometer landinwaarts. Ze zijn niet het gevolg van breuken in de aardlagen die ervoor zorgden dat het land omhoog kwam, maar ze zijn gevormd door erosie. Grote rotswanden aan de kust scheiden een hoge vlakte (een erosie- of afgevlakt gebied2) van een kustvlakte. Ze vormen opvallende topografische kenmerken op de aarde.3 Voorbeelden zijn de grote rotswanden die de kust van zuidelijk Afrika omsluiten en die lopen langs het oosten van Australië, oostelijk Brazilië en westelijk India.
Kliffen in zuidelijk Afrika
De meest indrukwekkende helling loopt bijna onafgebroken parallel aan de zuidelijke Afrikaanse kust. Hij begint in het westen in Namibië, slingert rond de zuidelijke punt van Afrika, en eindigt nabij Zuid-Mozambique. In totaliteit 3.500 kilometer lang, met echter daarin verscheidene grote openingen. In Namibië ligt hij meer dan 100 kilometer vanaf de kust, maar in zuidoost Afrika vinden we hem ongeveer 200 kilometer landinwaarts. Uitgezonderd in Namibië grenst de steile rotswand in het algemeen aan horizontale sedimentaire gesteentes.4 Eén deel van deze rotswand, de grote rotswanden van de Drakensbergen, landinwaarts vanaf de zuidoostelijk Afrikaanse kust, is 3.000 meter hoog. Het is een belangrijk kenmerk van erosie dat een hoog plat oppervlak scheidt van een meer geërodeerde kustvlakte.5 Het hoge afgevlakte oppervlak is onderdeel van de Afrikaanse hoogvlakte die het grootste deel van Afrika bedekt.67
Oostelijk Australië
De grote Australische wand loopt noord-zuid, net landinwaarts, vanaf de kust van oostelijk Australië.8 Deze rotswand is meer dan 2.400 kilometer lang en varieert in hoogte van 200 tot 1.000 meter. Deze verticale klippen liggen ten westen van Sydney, Australië. Er zijn verscheidene openingen waar de rotswand niet met zekerheid doorlopend gevolgd kan worden. De helling scheidt een hoge vlakte of plateau van de geërodeerde kuststrook, vergelijkbaar met Zuidoost-Afrika. De hoge vlakte is een erosie vlakte die de onderliggende rotsen gladgeschoren heeft, waarvan sommige sterk naar het horizontale neigen. In deze gebieden zijn geërodeerde restanten achtergelaten vlak bij de rotswanden.
Westelijk India
Het grootste deel van schiereiland India wordt omringd met een rotswand, vergelijkbaar met zuidelijk Afrika. Het is het best ontwikkeld in westelijk India, waar het een totale lengte heeft van meer dan 1.500 kilometer. De hoogte van de rotswand varieert, waarbij het hoogste punt, in de zuidelijke regio, zich op ongeveer 2.200 meter bevindt.9 De afstand tot de kust varieert van 30 tot 100 kilometer.
Oostelijk Brazilië
In oostelijk Brazilië scheidt een duidelijk afgebakende rotswand een hoog gebied, het Hoogland van Brazilië, van een kustvlakte10, vergelijkbaar met andere grote rotswanden aan de kust. Het hoogste deel wordt Serra do Mar genoemd en strekt zich 800 km parallel aan de kust uit met een maximum hoogte van 2.245 meter.11
Blue Ridge Mountains rotswand, VS
De Blue Ridge rotswand van de zuidelijke Appalachen wordt ook beschouwd als een grote overeenkomstige wand, hoewel hij niet zo hoog is als de andere. Hij is ongeveer 500 kilometer lang en haalt gemiddeld een hoogte van 300 tot 500 meter.12 Hij is het steilst in westelijk North-Carolina, waar hij verticaal ongeveer 600 meter omhoog rijst.
Seculiere geologische moeilijkheden
Grote rotswanden aan de kust zijn niet veroorzaakt door breuken in de aardlagen die ervoor zorgden dat de vlaktes omhoog kwamen, maar lijken te zijn gevormd door erosie, die het land bij de kust verwijderd heeft en een kuststrook, tot 200 kilometer breed, heeft overgelaten, op of dichtbij de zeespiegel. Dit, evenals andere onverwachte geologische kenmerken, levert een puzzel op voor seculiere wetenschappers, die geloven dat erosie langzaam over vele miljoenen jaren plaatsvond.
Deze uniformitaristische geologen zouden verwachten dat de hoeveelheid erosie beïnvloed zou worden door de hardheid van de onderliggende gesteenten. Zachtere gesteenten zouden sneller eroderen dan hardere, hetgeen we vandaag de dag ook observeren. Echter, hoewel deze rotswanden gevormd werden op verschillende gesteenten met wisselende hardheid laten ze alleen maar kleine wijzigingen zien die te wijten zijn aan de verschillende types gesteenten.13,14 Het algemene erosie proces hield weinig of geen rekening met de hardheid van de gesteenten.
Geologen die geloven in grote ouderdommen proberen de erosie ook uit te leggen in termen van veranderende lokale klimaten. Echter, de rotswand in zuidelijk Afrika doorkruist gebieden die een grote variëteit aan klimaten hebben, variërend van warm-vochtig tot woestijn.15 Toch behoudt de rotswand zelf een gelijke vorm, ongeacht het klimaat. Dit wijst op een andere inconsistentie binnen het uniformitaristische principe waarop de seculiere geologie gebouwd is.
Het meest verwarrende aspect van grote rotswanden aan de kust, is dat de werkelijke snelheid van erosie te snel is voor de tijdschaal van de seculiere geoloog. Als de grote rotswand in zuidelijk Afrika bij de kust ontstond, zoals algemeen geloofd wordt, denken sommige geologen dat het dan 160 kilometer landinwaarts erodeerde in ‘slechts’ 30 miljoen jaar (in hun tijdskader).16 Echter, andere geologen menen dat zulke erosie veel meer tijd genomen zou hebben.
Om deze problemen te boven te komen, hebben sommige seculiere geologen de suggestie gedaan dat het gehele gebied naar beneden geërodeerd zou kunnen zijn, terwijl de steile rotswand gedurende miljoenen jaren op zijn plaats gebleven is. Dit alternatief is niet gunstig voor hun filosofie, hoofdzakelijk omdat zodra het platte vlak gevormd werd, het er niet op lijkt dat er veel naar beneden geërodeerd is.17 Bovendien zouden rotswanden met de tijd meer afgerond moeten zijn, aangezien steile hellingen en verticale structuren veel sneller eroderen dan horizontale oppervlaktes.1819
Grote rotswanden zijn gevormd tijdens het terugtrekken van vloedwater
Degenen die grote rotswanden aan de kust hebben bestudeerd, geven toe dat ze gevormd zijn tijdens een continentale uplift, toen de oceaanbekkens duizenden meters wegzonken.20 Dit is precies wat we zouden verwachten voor het tweede deel van Noachs vloed, toen de continenten omhoog kwamen, de oceaanbekkens zonken, en het vloedwater terugstroomde in de oceaan. De enorme continentale erosie zou dan plaatsgevonden hebben tijdens het begin van de terugwijkende fase van de vloed.21 Aanvankelijk, tijdens de afnemende of ‘vlaktevormende’ afvloeiende fase, zou het water enorme gebieden van de continenten bedekt hebben, en het stroomde, als erg brede stromen, waarschijnlijk honderden tot duizenden kilometers van de ene naar de andere kant.22 Een karakteristiek van de vloed-erosie is dat het geen relatie heeft met het huidige klimaat en weinig correlatie met de hardheid of zachtheid van de onderliggende gesteenten, die gelijkmatig uitgekerfd zouden worden door het snelstromende water.23 De erosie was snel, aangezien erosie over miljoenen jaren de rotswanden afgerond zou hebben.
Deze gigantische grote rotswanden aan de kust, wereldwijd en van een enorme schaal, verschaffen meer krachtig wereldwijd bewijs voor de zondvloed uit Genesis. Ze zijn precies gevormd zoals we zouden verwachten gedurende het tweede deel van die gebeurtenis, toen de continenten omhoog kwamen, de oceanen zonken, en de vloedwateren zich terugtrokken in de zee.
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Creation Magazine. De volledige bronvermelding luidt: Oard, M.J., 2015, Noahs Flood helped form escarpments, Creation 37 (4): 46-48 (Artikel).
Voetnoten
- Ollier, C.D., Morphotectonics of passive continental margins: Introduction, Zeitschrift für Geomorphologie 54:1–9, 1985.
- Oard, M., It’s plain to see: flat land surfaces are strong evidences for the Genesis Flood, Creation 28(2):34–37, 2006.
- Van der Wateren, F.M., and Dunai, T.J., Late Neogene passive margin denudation history—cosmogenic isotope measurements from the central Namib Desert, Global and Planetary Change 30:271–307(37), 2001.
- Moon, B.P., and Selby, M.J., Rock mass strength and scarp forms in southern Africa, Geografiska Annaler 65A:135–145, 1983.
- Ollier, C.D., and Marker, M.E., The Great Escarpment of Southern Africa, Zeitschrift für Geomorphologie 54:37–56, 1985.
- Burke, K., and Gunnell, Y., The African Erosion Surface: A Continental-Scale Synthesis of Geomorphology, Tectonics, and Environmental Change over the Past 180 Million Years, GSA Memoir 201, Geological Society of America, Boulder, CO, 2008.
- Oard, M.J., The remarkable African Planation Surface, J. Creation 25(1):111–122, 2011.
- Ollier, C.D., The Great Escarpment of eastern Australia: tectonic and geomorphic significance, Journal of the Geological Society of Australia 29:13–23, 1982.
- Ollier, C.D., and Powar, K.P., The Western Ghats and the morphotectonics of Peninsular India, Zeitschrift für Geomorphologie 54:57–69, 1985.
- Ollier, C.D., Morphotectonics of passive continental margins with great escarpments; in: Morisawa, M., and Hack J.T. (Eds.), Tectonic Geomorphology, Allen & Unwin, Boston, MA, p. 11, 1985.
- Ollier, C., and Pain, C., The Origin of Mountains, Routledge, London, U.K., pp. 210–211, 2000.
- Oard, M.J., Origin of Appalachian geomorphology Part I: erosion by retreating Floodwater and the formation of the continental margin, Creation Research Society Quarterly 48(1):33–48, 2011.
- Moon, B.P., and Selby, M.J., Rock mass strength and scarp forms in southern Africa, Geografiska Annaler 65A:135–145, 1983.
- Ollier, C.D., and Marker, M.E., The Great Escarpment of Southern Africa, Zeitschrift für Geomorphologie 54:37–56, 1985.
- Oard, M.J., The remarkable African Planation Surface, J. Creation 25(1):111–122, 2011
- Burke, K., and Gunnell, Y., The African Erosion Surface: A Continental-Scale Synthesis of Geomorphology, Tectonics, and Environmental Change over the Past 180 Million Years, GSA Memoir 201, Geological Society of America, Boulder, CO, 2008.
- King, L.C., The Natal Monocline, second revised edition, University of Natal Press, Pietermaritzburg, South Africa, 1982.
- Oard, M.J., Earth’s Surface Shaped by Genesis Flood Runoff, michael.oards.net/GenesisFloodRunoff.htm, 2013, chapter 11.
- Twidale, C.R., Geomorphology, Thomas Nelson, Melbourne, Australia, pp. 164–165, 1968.
- Pazzaglia, F.J., Landscape evolution models; in: Gillespie, A.R., Porter, S.C., and Atwater B.F. (Eds.), The Quaternary Period in the United States, Elsevier, New York, NY, p. 249, 2004.
- Oard, M.J., Massive erosion of continents demonstrates Flood runoff, Creation 35(3):44–47, 2013.
- Walker, T., A Biblical geological model; in: Walsh, R.E. (Ed.), Proceedings of the Third International Conference on Creationism, Technical symposium sessions, Creation Science Fellowship, Pittsburgh, Pennsylvania, pp. 581–592, 1994.
- Ollier, C.D., and Marker, M.E., The Great Escarpment of Southern Africa, Zeitschrift für Geomorphologie 54:37–56, 1985.