Dr. Gerdien de Jong schreef enkele jaren geleden een artikel in Radix, getiteld ‘De onafhankelijkheid van geloof en wetenschap’. In een aantal reacties ben ik op dit artikel ingegaan. Een aantal facetten is niet aan bod gekomen. Wellicht komt dat nog een andere keer. Laten we nu nog zien waar bij De Jong de onafhankelijkheid van geloof en wetenschap op uitloopt.
De openingszin luidde: ‘Wetenschap gaat over feiten, geloof gaat over zingeving.’ Het geloof dat De Jong voorstaat, is dus een geloof dat niet over feiten gaat. Vervolgens probeert De Jong te verdedigen dat de werkwijze van de wetenschap het methodologisch naturalisme zou moeten zijn. Daarnaast verdedigt ze de stelling dat methodologisch naturalisme niet vanzelfsprekend leidt tot metafysisch naturalisme. Ze gaat daarin zo ver dat ze het voor Richard Dawkins opneemt als hij schrijft: ‘Why the evidence of evolution reveals a universe without design.’ De Jong schrijft:
‘Velen in christelijke kring zullen dit lezen alsof Dawkins de biologie en het methodologisch naturalisme verlaten heeft voor metafysisch naturalisme. Voor een bioloog is het echter verre van vanzelfsprekend Dawkins’ retoriek als metafysica op te vatten. Is wat Dawkins zegt niet een plat feit? Is evolutie immers niet een toevalsproces zonder doel?’ Voor De Jong ligt evolutie als toevalsproces zonder doel dus in lijn met een universum zonder doel.
Nu, technisch gesproken weet De Jong de zienswijze van de evolutietheorie en de rol van toeval prima te beschrijven, maar een opening naar de mogelijkheid van een onderliggende werkelijkheid die een relatie heeft met onze fysische werkelijkheid ziet ze niet. De visie van De Jong is die van de deïst. Zo zachtmoedig als De Jong Dawkins behandelt, zo anders gaat ze met Plantinga om. In haar bestrijding van het gedachtegoed van Plantinga, die een theïst is, meldt De Jong:
‘Zijn (Plantinga’s) betoog laat zien dat de natuurwetenschap hem wezensvreemd is. Plantinga staat compatibiliteit van geloof en wetenschap voor op voorwaarden van zijn theologie en wijst daardoor een doodlopende weg. De consensus voor wie het methodologisch naturalisme aanvaardt, is dat christelijk geloof en evolutietheorie compatibel zijn juist omdat ze op gescheiden terreinen werken.’
Persoonlijk zie ik, Eppie, weinig compatibiliteit, als het noodzakelijk is op gescheiden terreinen te werken. Het lijkt op de beweringen van een gezin met een agressieve hond in huis: ‘Zo’n hond en kinderen gaan prima samen. Je houdt de kinderen in de ene en de hond in de andere kamer.’ Heeft De Jong oplossingen voor de problemen die het aanvaarden van macro-evolutie voor orthodoxe christenen oproept?
De Jong benoemt twee conflicten. Het eerste conflict is het leerstuk dat de mens naar Gods beeld geschapen is. Ze lost dit voor haar idee op door aan te geven dat het beeld van de evolutie van de mens in de afgelopen jaren een verandering heeft ondergaan. Werd vroeger gedacht dat de oermens zich ontwikkelde uit een agressieve en jagende primaat, tegenwoordig is het beeld vrediger. In de evolutie van de mens zouden het koken, samen eten, samenwerken en verhalen vertellen bij het vuur een rol gespeeld hebben. Dit is dan het naturalistische tegenbeeld van de mens, geschapen in ware kennis, gerechtigheid en heiligheid. Mijns inziens is het zeer ingewikkeld om hier enige meer dan oppervlakkige gelijkenis in te ontdekken.
Een tweede conflict dat De Jong benoemt, is de zondeval, die wel in de Bijbel maar niet in het evolutieverhaal voorkomt. Ze lost dit op door te komen met een evolutionair model voor het ontstaan van schuldgevoelens: de ‘Theory of Mind’, ons aangeboren vermogen om ons in te kunnen leven in de gedachten en gevoelens van anderen. Dit vermogen zou ergens in de evolutie van de mens zijn ontstaan. Hierdoor kunnen we ons schuldig voelen ten opzichte van een ander, omdat we kunnen beseffen wat we een ander aandoen. Dit zou gelijkenis vertonen met het gebod: wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet. Deze oplossing van De Jong is een schijnoplossing. Ze maakt geen onderscheid tussen schuldig voelen en schuldig zijn. Zou Holleeder niet schuldig zijn, omdat hij zich niet schuldig voelt? Daarnaast leidt dit ertoe dat gedrag alleen maar beïnvloed wordt als ik denk dat een ander er ook achter kan komen. Ten slotte is hier de verticale component afwezig: we zijn allereerst schuldig tegenover God.
De Jong zou theïstisch evolutionisme willen zien als een geloofshouding. Ze volgt de argumentatie van Herman Philipse dat, gezien de natuurwetenschap, geloof niet cognitief is en zich niet bezighoudt met feitelijke waarheidsclaims. Niet cognitief! Als De Jong dan ook zegt dat geloof gaat over bewaren en behouden in Gods hand, dan gaat het bij haar niet over feiten, niet over cognitie maar, naar ik veronderstel, waarschijnlijk over bepaalde troostrijke gevoelens. Dat evolutie dan ook schuurt met de voorzienigheid van een goede God, daar heeft ze naar eigen zeggen geen oplossing voor. ‘Behalve geloof, behalve psalm 27.’ En dat is triest, want dat geloof en die psalm zijn naar haar eigen betoog niet cognitief.
Bij De Jong zijn wetenschap en geloof onafhankelijk, omdat het geloof niet met de fysische werkelijkheid te maken heeft. Het geloof zou een doel of zin aan het bestaan geven, maar is niet gebaseerd op feiten. Omdat onze fysische werkelijkheid wel feitelijk is, heeft geloof daar geen interactie mee. Een niet-feitelijk gefundeerd geloof kan aan een feitelijke werkelijkheid geen doel verschaffen. Voor De Jong blijft deze fysische werkelijkheid dus feitelijk doelloos. Het geloof functioneert dan als opium voor het volk, als een wiegeliedje, een verhaaltje voor het slapengaan; het is niet reëel, maar geeft een illusie waardoor we de harde hedendaagse werkelijkheid toch een beetje aankunnen. Het christelijke geloof is echter anders, het bestaat uit kennis en vertrouwen en omvat verstand, wil en emotie. En hoe zit het dan met geloof en wetenschap? Ik eindig met de woorden van Herman Bavinck uit zijn essay ‘Christendom en natuurwetenschap’ (1887):
‘Zulk een wetenschap zij ons ideaal, welke, van Christelijke beginselen uitgaande, ons voor allerlei wijsgeerige afdwalingen behoedt en de eenheid der verschillende wetenschappen bewaart; die bij het licht door de openbaring geschonken alle dingen onderzoekt en daardoor juist tot des te ernstiger en dieper navorsching opgewekt wordt; die onafhankelijk van Staat en Kerk, haar eigen meesteresse, alleen met alle andere dingen onderworpen is aan Hem, die ook Koning op het erf der wetenschappen is.’
Lees hier de overige delen van deze serie:
(deel 1) https://logos.nl/methodologisch-naturalisme-waar-wortelt-radix/.
(deel 2) https://logos.nl/methodologisch-naturalisme-wortelt-radix/.
(deel 3) https://logos.nl/methodologisch-naturalisme-wortelt-radix-2/.
(deel 4) https://logos.nl/methodologisch-naturalisme-wortelt-radix-3/.
(deel 5) https://logos.nl/methodologisch-naturalisme-wortelt-radix-4/.
(deel 6) https://logos.nl/methodologisch-naturalisme-wortelt-radix-5/.
(deel 7) https://logos.nl/methodologisch-naturalisme-wortelt-radix-6/.
(deel 8) https://logos.nl/methodologisch-naturalisme-wortelt-radix-7/.